Impala (Aepyceros melampus)

De impala wordt ook wel rooibok genoemd en is één van de meest algemene antilopen soort. Deze dieren voelen zich het meeste thuis op open vlakten en beboste gebieden, in de buurt van water. In het regenseizoen zijn ze meer te vinden op open vlakten. De impala is een middelgroot dier, heeft een slanke bouw met een lange nek.

Soorten

De impala is enige in zijn soort uit de onderfamilie aepycerotinae en het geslacht aepyceros. Soms worden deze dieren nog tot ander onderfamilies gerekend, namelijk; alcelaphinae en de antilopinae.

Kenmerken van de impala

De impala is een middelgroot dieren, die slank is gebouwd met een lange nek. De vacht heeft een roodbruine of geelbruine kleur, waarbij de kleur lichter is op de schouders, nek, kop en de flanken. De onderzijde van het lichaam is wit van kleur, net als de keel,onderlip, kin, wenkbrauwen en het binnenste van de oren. De neus is zwart, evenals de punten van de oren van deze dieren. Er loopt een verticale zwarte streep van de staart naar het achterste van de impala. Er zit een pluim zwart haar op de achterpoten, boven de hiel. De mannetjes zijn de enige die hoorns hebben, deze hoorns zijn geringd en slank van vorm. De hoorns kunnen meer dan 90 cm lang worden. Op het menu van de impala staat voornamelijk gras, maar deze dieren lusten ook bladeren van bomen en struiken, zaden, peulen en kruiden. De impala eet het liefste met de schemering. Overdag besteden deze dieren een ruime tijd aan herkauwen en rusten in schaduwrijke gebieden. Ze kunnen vijanden al van ver waarnemen, doordat hun gehoor en reukzin zeer goed ontwikkeld zijn. Het zicht is echter minder goed ontwikkeld. Als er gevaar nadert kan een impala zeer snel vluchten en kan hij sprongen maken van wel elf meter lang en drie meter hoog. De impala leeft in een kudde van minimaal zes dieren. Aan het hoofd van zo’n kudde staan één of twee dominante mannetjes. Hun harem bestaat verder uit, tot 30 vrouwtjes met hun jongen. Over het algemeen blijven de vrouwtjes hun hele leven bij de kudde, mannetjes daarentegen verlaten een kudde als ze volgroeid zijn. In het regenseizoen worden de jongen geboren. De jongen worden vrijwel allemaal tegelijk geboren, dit is een soort van verdediging tegen leeuwen en andere vijanden. Doordat er zoveel jongen tegelijk zijn, dus het aanbod groot is, kunnen een groot aantal jongen overleven. Meestal overleeft de helft van de jongen. De draagtijd van een impala is rond de 200 dagen, en het vrouwtje zal het jong werpen op een goed verstopte plek. Ze blijft steeds in de buurt van het jong grazen en gaat alleen naar het jong om het te laten zogen. Een vrouwtje is met twaalf maanden geslachtsrijp en een mannetje pas met achttien maanden.

Het leefgebied van de impala

De impala leeft op open vlakten en beboste gebieden en altijd in de buurt van water. In het regenseizoen hebben deze dieren meer een voorkeur voor een open gebied en in het droge seizoen zullen ze kiezen voor de bossen. De impala komt in de volgende landen voor:

  • Kenia
  • Oeganda
  • Rwanda
  • Botswana
  • Oost Angola
  • Zuidwest Angola
  • Namibië