Gewervelden

De gewervelden (Vertebrata) zijn een grote groep dieren die in ieder geval één ding gemeen hebben: ze hebben een ruggenmergstreng (Chorda). Vanuit de ruggenmergstreng werd in de loop van de evolutie de wervelkolom ontwikkeld, vandaar de naam gewervelden. Gewervelden leven overal op aarde, zowel in het water als op het land. De kleinste soorten zijn enkele millimeters groot, de grootsten kunnen tientallen meters lang worden. Nog geen 5% van de dieren zijn gewervelden. De andere dieren vallen onder de ongewervelden. De gewervelden en de ongewervelden zijn gezamenlijk het totale dierenrijk.

Dierenrijk

Onder de gewervelden vallen de volgende groepen dieren:

Kenmerken gewervelden

Prikken: parasieten met een ronde mond en een rasptong met tandjes. Ze worden niet tot de vissen gerekend, maar zijn wel een familie van kaakloze visachtigen. Andere benamingen zijn lamprei of negenoog. Er zijn ongeveer 40 soorten bekend. Voorbeelden: rivierprik, zeeprik en beekprik. Vissen: er zijn beenvissen en kraakbeenvissen. Beenvissen hebben een hard skelet en een kieuwdeksel, waarachter de kieuwen verstopt zitten. Kraakbeenvissen hebben een zacht skelet van kraakbeen. De meeste vissen zijn koudbloedig, enkelen vertonen warmbloedige trekjes. Voorbeelden: zeepaardje, haai, keizersvis. Amfibieën: hebben een gladde en ietwat slijmerige huid. Ze leven meestal in en bij het water en moeten vochtig blijven om niet uit te drogen. Amfibieën zijn ook koudbloedig. Voorbeelden: kikker, salamander, wormsalamander. Reptielen: zijn herkenbaar aan hun harde, taaie huid met hoornschubben. Ze hebben longen en zijn net als vissen en amfibieën koudbloedig. Voorbeelden: slang, hagedis, schildpad, krokodil. Vogels: hebben vleugels en veren. Ze zijn warmbloedig. Niet alle vogels kunnen vliegen, zoals de emoe en de struisvogel. Ze lopen op twee poten en alle vogels leggen een ei met een harde schaal. Voorbeelden: struisvogel, kolibrie, eend. Zoogdieren: hebben vaak een harige vacht en baren hun jongen levend. De moederdieren produceren meestal melk en daarmee voeden (zogen) ze de jongen. Ze zijn warmbloedig en hebben een groot aanpassingsvermogen. Voorbeelden: mens, olifant, vleermuis, luipaard.

Aantallen

Gewervelden komen op de hele aarde voor, van de koude polen tot diep in de tropen. Velen zijn erg talrijk en er worden nog ieder jaar nieuwe soorten ontdekt, bijvoorbeeld kleine (gif)kikkers in de diepste delen van het regenwoud. Een aantal dieren binnen deze groep wordt bedreigd. Hun aantallen nemen in snel tempo af, onder andere doordat hun leefomgeving ernstig verandert of omdat er intensief op ze gejaagd wordt. Het gaat vaak om iconische dieren zoals de tijger, olifant, de zeeschildpad en de ijsbeer.

Voeding gewervelden

De variatie in voeding en de manier om het te verkrijgen is enorm bij gewervelden. Er zijn veel herbivoren (planteneters) in deze groep, maar ook echte vleeseters (carnivoren) en alles wat daar tussen zit. Prikken leven bijvoorbeeld op het bloed van hun prooi. Ze zuigen zich vast met hun ronde mond en drinken net zo lang door tot ze naar een andere gastheer verhuizen. De slachtoffers zijn onder andere vissen zoals haring, makreel of zalm. Sommige vissen eten alleen maar plankton, zoals haring en makreel. Maar er zijn ook echte jagers zoals de barracuda en snoek. De diepzeehengelvis en de zeeduivel lokken hun prooi met een hengelvormig lokaas dat boven hun hoofd hangt. De voeding van amfibieën varieert van insecten (kikkers) tot rivierkreeften en andere amfibieën (tweetenige aalsalamander). Onder de reptielen zijn zowel planteneters als vleeseters te vinden. Maar de meeste reptielen zijn jagers zoals krokodillen en alligators. Ook vogels en zoogdieren kunnen zowel herbivoor, omnivoor als carnivoor zijn. Olifanten eten gemiddeld zo’n 150 tot 170 kilo plantaardig voedsel per dag en roofvogels (de naam zegt het al) jagen op prooi zoals muizen, vogels en reptielen. Niet alle roofvogels doden zelf, sommigen - zoals de gier - zijn aaseters: zij eten de lichamen van dieren die al dood zijn. Eekhoorns zijn omnivoren: zij eten zowel dierlijk als plantaardig voedsel. Van noten, zaden en bloemknoppen tot insecten, wormen vogeleieren en soms zelfs kleine vogels.

Geschiedenis

Van alle gewervelden is de vis het langste op deze aarde. Ze stammen uit de tijd van het Cambrium, zo’n 500 miljoen jaar geleden. Amfibieën ontwikkelden zich vanuit de vis en waren de eerste gewervelde dieren die het land opzochten. Het kikkervisje herinnert nog aan die tijd: eerst nog zonder poten, maar met staart en kieuwen. Pas in een later stadium ontwikkelen zich de poten en longen waardoor de kikker op het land kan leven. Vanuit de groep amfibieën ontwikkelde zich zo’n 340 miljoen jaar geleden weer de groep reptielen. Lange tijd maakten reptielen de dienst uit op aarde, in de vorm van dinosaurussen die de rest van het leven overheerste. Hoewel het enigszins onduidelijk is wanneer de eerste vogels ontstonden durven de wetenschappers wel te stellen dat vogels nauw verwant zijn aan de dinosauriërs. De eerste oervogel was de Archaeopteryx die 150 miljoen jaar geleden leefde.

Voortplanting

Vissen en amfibieën scheiden een grote hoeveelheid eitjes af, waarna het mannetje ze bevrucht. Dit vindt meestal buiten het lichaam plaats. Het afscheiden van de eitjes wordt bij beenvissen ‘paaien’ genoemd. Bij zoogdieren brengt het mannetje zijn penis in het vrouwtje, waarna in de buik de bevruchting plaats vindt. Zoogdieren zijn de enige dieren in de groep gewervelden die geen eieren leggen. De jongen van zoogdieren worden levend geboren en gezoogd met moedermelk. Vogels hebben weer een andere manier van paren: zij drukken hun cloaca’s (geslachtsorganen) tegen elkaar waarbij het sperma van het mannetje in het vrouwtje terecht komt. Ook veel reptielen hebben cloaca’s, maar een uitzondering erop zijn de krokodillen. Zij hebben net als zoogdieren een penis waarmee ze het vrouwtje bevruchten. Sommige reptielen kunnen zich voortplanten zonder mannetje. Het vrouwtje legt eieren die niet bevrucht zijn. Uit deze eieren komen jongen die identiek zijn aan het moederdier!

Walvis

De naam van de walvis zet je eigenlijk op het verkeerde been: walvissen horen namelijk bij de groep zoogdieren. Ze baren hun jongen levend (in de zee) en dat is een belangrijk kenmerk van de zoogdieren. De jonge walvissen worden kalfjes genoemd, net als bij koeien, en ze drinken bij hun moeder. Er zijn twee soorten: de baleinwalvissen en de tandwalvissen. Bekend voorbeeld van een baleinwalvis is de blauwe vinvis die wel dertig meter lang kan worden. Een bekende tandwalvis is de potvis die meer dan twee uur onder water kan blijven.

Apen

Apen zijn zoogdieren en behoren tot de orde van de primaten (Primates) waar mensen ook onder vallen. Ze onderscheiden zich van andere zoogdieren door hun grote hersenen en opponeerbare duim of grijpstaart, waardoor ze makkelijker voorwerpen kunnen pakken en gebruiken. Bekende apen zijn de chimpansee, het doodskopaapje en de orang-oetan.

Salamanders

Salamanders (Caudata) leven zowel op het land als in het water en horen bij de groep amfibieën. De naam salamander komt uit het Perzisch en betekent – vrij vertaald – vuur van binnen. Lang dachten mensen dat salamanders goed tegen vuur konden en zelfs in het vuur geboren werden. Dit kwam waarschijnlijk doordat salamanders graag de koelte van een houtstapel opzoeken en per ongeluk in het vuur belanden, waar ze direct uitvluchten omdat ze met hun dunne huid juist niet goed tegen vuur kunnen. Een aantal salamanders vallen in de klasse vuursalamanders die met hun zwarte kleur en gele en oranje vlekken duidelijk herkenbaar zijn.