Gnoes of wildebeesten (Connochaetes)

De Gnoe is een geslacht onder de (familie) Holhoornigen en valt onder de (orde) Evenhoevigen.

De Gnoe kent twee geslachten:

  • Blauwe gnoe (Connochaetes taurinus) – van Oost- tot Zuid-Afrika.
  • Witstaartgnoe (Connochaetes gnou) – Karoo, Zuid-Afrika.

Momenteel zijn er slechts twee nog levende soorten gnoes; de blauwe gnoe, ook wel de gestreepte gnoe of de gewone gnoe genoemd en de witstaartgnoe.

De kenmerken

De gewone, gestreepte of blauwe gnoe is een grote soort antilopen met een grote brede kop en behoren tot de familie holhoornigen en evenhoevigen. Ze komen vaak voor in grote groepen op de savannen van oostelijk en zuidelijk Afrika. De vacht van de dieren vertoont over de nek en schouders donkere verticale strepen. De snuit van de gnoe is geheel zwart en de poten zijn okergeel tot bruin. Zijn voorpoten zijn tevens langer dan zijn achterpoten.

Over zijn nek en schouders vallen zwarte, warrige manen en zijn zwarte staart raakt de grond bijna. Daarnaast beschikt het zoogdier nog over een baard op zijn nek en kin. De kleur van deze baard is verschillend per ondersoort, gaande van wit tot zwart.

Op het hoofd heeft de gnoe, ongeacht het geslacht, ongeribbelde hoorns die variëren in lengte tussen de 40 en 73 centimeter. De hoorns staan gekromd naar binnen toe en de hoorns van de mannetjes zijn doorgaans wel dikker dan die van de vrouwtjes.

Ook bij het gewicht van deze zoogdieren is er een verschil op te merken in geslacht, de mannetjes zijn namelijk zwaarder dan de vrouwtjes. Een mannetje kan een gewicht tot 290kg bereiken terwijl dit bij vrouwtjes tot maximaal 260kg gaat.

Het leefgebied

Gnoes zullen zich voornamelijk vertonen op open steppen, grasvlakten en licht beboste gebieden in Oost- en Zuid-Afrika, daar kort gras hun belangrijkste voedselbron is.

Ze leven in grote kuddes die continu in beweging zijn gebieden in het regenseizoen en gebieden in het droge seizoen. Ze putten een gebied eerst volledig uit vooraleer ze weer verder trekken naar een ander gebied. Jaarlijks leggen deze zoogdieren zo'n 800 kilometer af.

Tijdens deze trektochten, zijn de blauwe gnoes steeds binnen een straal van 20 kilometer van water te vinden. Ze drinken namelijk minstens twee maal per dag.

Het voedsel

Blauwe gnoes kunnen een ganse dag eten, daar ze zowel overdag als 's nachts grazen. Ze voeden zich voornamelijk uit snel groeiende grassen die ze vinden in de savannes en de vlaktes, maar zullen zich in tijden van nood ook voeden met bladeren van struiken en bomen.

De dieren hebben maar liefst vier magen die voor de vertering van dit voedsel zorgen. Opgenomen voedsel komt eerst in de eerst twee magen terecht, waarna het terug in de bek van het dier terechtkomt. De gnoe herkauwt het voedsel en slikt het door, waarna het in de andere twee magen terecht komt en waar het verder wordt verteerd.

De voortplanting

Vanaf een leeftijd van ongeveer 28 maanden, zullen de blauwe gnoes paren. De bronstijd duurt een drie-tal weken en valt samen met de meest gunstige omstandigheden, meestal meteen na het regenseizoen, zodat er voldoende voedsel aanwezig is.

Wanneer een vrouwtje gedekt is, blijft ze zo lang mogelijk in de buurt van het mannetje en na acht maanden wordt een volledig ontwikkeld jong ter wereld gebracht. Dit jong weegt zo'n 19 kilogram en kan binnen enkele minuten na de geboorte al lopen. Na acht maanden verlaat het jong de moeder om zich aan te sluiten bij een kudde.