Algemeen De Chordadieren bestaan uit een groep dieren (deze wordt ook wel het Fylum van de Chordata genoemd) die een chorda hebben. Een chorda is een holle zenuwbuis. Deze chorda is zeer stevig, maar toch buigzaam. De chorda is de voorloper van de ruggenwervel en loopt over de gehele lengte van het dier.

Plaats in dierenrijk

Onder de chordadieren vallen onder meer de:
  • Gewervelden (Vertebrata)
  • Slijmprikken (Myxini)
  • Manteldieren ( Urochordata)
  • Lancetvisjes (Cephalochordata)
Daarna kunnen de chordadieren nog verder onderverdeeld worden in schedellozen en de dieren met schedel, de Craniata. Veel van de meest bekende dieren op aarde vallen in de groep gewervelden. Deze is namelijk weer onder te verdelen in: Toch vormen de gewervelden slechts 5% van alle wetenschappelijk beschreven dieren ter wereld. De overige 95% zijn ongewervelde dieren zoals geleedpotigen, weekdieren en neteldieren.

Kenmerken Chordadieren

Bij alle chordadieren heeft de chorda zich anders ontwikkeld. Zo hebben lancetvisjes wel een rugzenuw, maar geen beschermende wervelkolom. Daardoor behoren ze niet tot de vissen, maar wel tot de chordadieren. Lancetvisjes vallen in de categorie schedellozen. Een verwante voorouder van de lancetvisjes is de Pikaia, die zo’n 500 miljoen jaar geleden leefde. Waarschijnlijk was dit een voorouder van alle chordata. Ook slijmprikken hebben geen duidelijke wervelkolom, slechts rudimentaire wervels. Deze dieren zijn zelfs zo flexibel dat ze zichzelf in de knoop kunnen leggen om zich schoon te maken. Slijmprikken scheiden namelijk een kleverig slijm uit – vandaar de naam – dat ze door middel van die knoop van zichzelf afschrapen. De verdeling van de slijmprikken binnen het dierenrijk vormt nog steeds een discussiepunt onder wetenschappers. Een groep die qua uiterlijk misschien nog minder gemeen heeft met de andere chordadieren, is de groep manteldieren. Vooral aan de volwassen dieren is de verwantschap met vogels of zoogdieren niet te zien. Ze zien er eerder uit als zeeanemonen, die net als manteldieren een sessiele levenswijze kennen. Dit wil zeggen dat zij zich met hun voet op een stevige ondergrond of rots hebben vastgezet. Bovendien leven alle manteldieren in de zee. Bij de gewervelden is de ontwikkeling van de chorda het duidelijkst aanwezig. Dankzij de sterke,wervelkolom komen in deze groep dieren in alle soorten en maten voor. Van piepkleine kikkers tot het grootste (chorda)dier dat bestaat, de blauwe vinvis. Met een gemiddelde lengte van 25 meter (!) kun je wel nagaan hoe lang die wervelkolom moet zijn.