Eencelligen


De naam geeft het eigenlijk al een beetje weg: eencelligen zijn organismen, oftewel levende wezens, die bestaan uit één enkele cel. Ze zijn met het blote oog niet te zien en worden daarom gerekend tot de micro-organismen. De eencelligen zijn de meest eenvoudige dieren.

Er zijn prokaryote eencelligen met een eenvoudige celbouw. Hieronder vallen bacteriën en de archaea. Eukaryote eencelligen hebben een complexe en gecompartimenteerde celbouw met minimaal één celkern. Hieronder vallen de protozoa (eencellige diersoorten) zoals amoeben.

De protozoa kunnen weer onderverdeeld worden in:

Flagellata – Zweepdiertjes

Rhizopoda – Wortelpotigen

Sporozoa – Sporediertjes

Ciliata – Wimperdiertjes of trilhaardiertjes

Geschiedenis eenceligen

Eencelligen zijn echte oerdiertjes. Al het leven op aarde begon ooit met eencelligen. Ze staan aan de basis van onze evolutie. Sommige eencelligen van dezelfde soort ontwikkelden lang geleden kolonies. Binnen deze kolonies gingen sommige cellen ‘samenwerken’ waarbij verschillende cellen ook verschillende ‘taken’ kregen.

Uit deze celdifferentiatie of celspecialisatie evolueerden sommige kolonies naar meercellige organismen die zich ook weer als zodanig konden voortplanten. De basis voor ons huidige dierenrijk was gelegd.

Kenmerken en leefwijze eenceligen

Eencelligen komen alleen voor in een vochtige omgeving, zoals zeewater, zoet water of bloed . Sommige soorten kunnen zich inkapselen om tijden van droogte te overleven.

Eencelligen veranderen voortdurend van vorm. Vaak bewegen ze zich voort met trilhaartjes aan de buitenzijde van de celwand. Sommige soorten hebben een soort zweepstaartjes waarmee ze zich voortbewegen. Ook voedsel wordt op deze manier ‘binnengehaald’.

Eukaryote eencelligen hebben organellen voor de verschillende lichaamsfuncties zoals ademhaling en spijsvertering. Deze organellen zijn voor een eencellige wat organen voor meercellige organismen zijn.

Eencelligen hebben geen skelet en zijn meestal asymmetrisch van vorm.

Sommige eencelligen kunnen ziektes overbrengen, zoals de amoebe, een eencellige parasiet die in het lichaam van mens en dier voor kan komen.

Voeding

Eencelligen voeden zich met levende bacteriën, onder andere van afgestorven plantenresten. De eencelligen zelf zijn weer de voornaamste voedselbron voor vele waterdieren en vissen. Als voorbeeld: plankton is een eencellige die door veel waterdieren, zoals bijvoorbeeld baleinwalvissen, gegeten wordt.

De amoebe sluit zijn voedsel in met schijnvoetjes die ook wel pseudopodia worden genoemd. Deze ‘voetjes’ kan hij zowel intrekken als uitsteken. Hierbij verandert hij dus voortdurend van vorm.

Voortplanting

Eencelligen planten zich voort door middel van ongeslachtelijke voortplanting. Dit betekent dat er slechts één ouder bij betrokken is. Vermeerdering vindt plaats door deling, knopvorming (uitgroeisels) en sporenvorming waarbij de cel in meerdere kleine cellen uiteenvalt.

Pantoffeldiertje

Een van de bekendste en meest ontwikkelde eencelligen is het pantoffeldiertje (Paramecium). Dit diertje heeft dankzij een verdichte celwand een redelijk vaste vorm waar hij zijn naam aan ontleent. Het pantoffeldiertje is volledig bedekt met trilhaartjes waarmee hij zijn voedsel verzamelt en zich verplaatst. Dankzij zijn vorm beweegt het pantoffeldiertje zich over zijn lengteas, een manier van voortbewegen waar hij aan te herkennen is. Met een lengte van ongeveer 0,3 mm is het een van de grootste eencelligen. Het pantoffeldiertje plant zich voort door deling.

De meest bekende stammen in het dierenrijk.