Stekelhuidigen

Alle stekelhuidigen met de wetenschappelijke naam Echinodermata leven ongeveer 6000 soorten in de zee. De bekendste stekelhuidigen zijn zeesterren en zee-egels. De meesten leven op of ín de zeebodem, sommigen daarvan zitten vast aan de grond of de rotsen. Anderen bewegen zich voort, onder andere met kleine zuignappen. Stekelhuidigen leven in een overvloed van vormen en soorten, maar ze hebben allen een inwendig skelet van onderling beweeglijke of vergroeide kalkplaatjes. Soms steken delen van het skelet door de opperhuid naar buiten. Vandaar de naam stekelhuidigen. Opvallend is de lichaamsbouw: deze is vijfstralig symmetrisch als een ster met vijf punten. Dit betekent niet dat ze ook alle maal op een ster lijken, maar dat de basis een symmetrische vorm heeft. Stekelhuidigen variëren in grootte van 5 mm tot 1 meter.

Dierenrijk

De stekelhuidigen behoren tot de stam Echinodermata, een onderstam van de superstam Deuterostomia. Ze zijn onder te verdelen in de volgende soorten:

Geschiedenis stekelhuidigen

Momenteel zijn er zo’n 6000 soorten stekelhuidigen benoemd en beschreven, maar er zijn zo’n 20.000 soorten bekend als fossiel. De vroegste fossielen stammen uit de tijd van het Cambrium (488,3 - 542 miljoen jaar geleden.) Maar ook in leisteenplaten uit het Jura tijdperk (145,5 - 199,6 miljoen jaar geleden)zijn wondermooie versteende zeelelies met lange stelen gevonden.

Leefwijze

Stekelhuidigen komen voor in de ondiepe wateren voor de kust tot in de diepste oceanen. Ze leven alleen in zout water omdat hun lichaam de zoutbalans niet zelf kan regelen.

De meeste soorten zijn niet zo snel. Sterker nog: sommigen zijn nog langzamer dan slakken. Zeesterren bijvoorbeeld hebben een snelheid van twee meter per uur. Maar, dat is nog altijd sneller dan een zeelelie, die zich helemaal niet voortbeweegt, maar vastzit aan de grond.

De stekels waar deze dieren hun naam aan te danken hebben, beschermen ze tegen aanvallen van vijanden. De uitzondering hierop is de zeekomkommer. Deze heeft een zacht lichaam, ook al is deze bedekt met een stevige huid. De zeekomkommer beschermt zichzelf op een andere manier: als hij wordt aangevallen duwt hij een deel van zijn organen naar buiten. Hierdoor ontstaat een plakkerige substantie waar de aanvaller niet doorheen komt en die bovendien erg smerig smaakt. Als het gevaar is geweken, kan de zeekomkommer zichzelf weer herstellen.

Voortplanting

De meeste stekelhuidigen planten zich voort door het loslaten van zaad- en eicellen in het water die – als ze elkaar tegenkomen – kunnen leiden tot een bevruchting. Vaak leven de jonge stekelhuidigen eerst als larve tussen het plankton, tot ze na een aantal weken tot maanden uitgroeien tot volwassen exemplaar.

De brokkelster (behorend tot de slangsterren) is hierop een uitzondering. Deze ster ‘broedt’ zijn kleintjes uit onder de armen in een soort zakjes en bevalt uiteindelijk van levende slangsterren.

Voeding stekelhuidigen

De voeding van de stekelhuidigen varieert van plankton en slijk –zeekomkommers zijn echte slijkvreters - tot slakken, mosselen, zee-egels, krabben en vissen. Die laatste soorten staan weer voornamelijk op het menu van de zeester die een echte jager is. De mond ligt aan de onderzijde van deze dieren; het is een onderstandige mond.

Verder hebben stekelhuidigen een inwendig systeem dat bij geen enkele andere diersoort voorkomt: het watervatenstelsel. Dit is vergelijkbaar met een hydraulisch systeem. Rondom de mondopening zit een zogeheten ringkanaal. Vanuit dat ringkanaal lopen weer andere kanalen naar de radiale armen. Die kanalen zijn verbonden aan talloze kleine buisvoetjes.

Bij sommige soorten stekelhuidigen zijn deze buisvoetjes bedoeld voor de voortbeweging, maar bij andere soorten worden ze gebruikt om voedsel te verzamelen. Dankzij de waterdruk in het watervatenstelsel kunnen de buisvoetjes doen wat ze moeten doen: voortbewegen of voedsel verzamelen.

Zeeboontje

Het zeeboontje is een klein, plat zee-egeltje. Ze leven in de Noordzee en bij oostenwind spoelen de witte skeletjes vaak aan op het strand. Levende zeeboontjes hebben grijsgroene stekels, maar als de zeeboon ernstige stress heeft, wordt hij knalgroen. Met zijn kleine zuigvoetjes zoekt hij de zanderige bodem af, op zoek naar voedsel.