Sponsachtigen
Expert paginaInhoud
De sponsachtigen met de wetenschappelijke naam Parazoa zijn dieren zonder weefsels. Sponsachtigen komen meestal voor in zeeën en oceanen, maar er zijn ook zoetwatersponzen. Sponzen hebben geen organen en hebben een vastzittende ook wel sessiele genoemde levenswijze. Er zijn ongeveer 5000 soorten sponzen.
Dierenrijk
Sponzen (Porifera) is een stam van het onderrijk van de sponsachtigen. Soms worden ook de plakdiertjes (Placozoa) tot de Parazoa gerekend. De Porifera zijn weer onder te verdelen in de volgende klassen:
- Glassponzen
- Kalksponzen
- Gewone sponzen (Demospongiae)
Tot de laatste behoren de badsponzen (Spongia) die in sommige gebieden nog steeds verzameld worden.
De Placozoa zijn de eenvoudigste meercellige organismen. Wetenschappers zijn het er nog niet altijd over eens of ze nou tot de middendiertjes (Mesozoa) behoren of tot de sponsachtigen (Parazoa) dus om discussie te voorkomen worden ze ook wel tot een eigen onderrijk gerekend, de Phagocytellozoa.
Voedsel sponsachtigen
Sponzen vangen hun voedsel door water te filteren. Ze worden daarom ook wel de stofzuigers van de zee genoemd. Door middel van zweepharen beweegt een waterstroom zich naar de holle binnenruimte waar speciale cellen (gekraagde cellen) het voedsel eruit filteren. Via het osculum (de uitstroomopening) stroomt het water weer naar buiten.
Veel kleine waterdiertjes zoals garnaaltjes en krabbetjes profiteren van deze constante waterstroom. Zij verschaffen zichzelf (als larve) een plekje binnen in de spons en doen zich daar tegoed aan het voedsel dat wordt opgezogen. Soms worden ze echter te groot om de spons te kunnen verlaten. Ze zitten dan gevangen bij hun gastheer.
Voortplanting
Sponzen kunnen zich zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk voortplanten doordat de cellen van een spons de mogelijkheid hebben om uit te groeien tot een nieuwe spons. Ongeslachtelijke voortplanting vindt plaats door knopvorming of gemmulae. Bij knopvorming vormt zich aan de buitenkant een knop, die uiteindelijk loslaat en vervolgens uitgroeit tot een nieuwe spons. Bij gemmulae ontwikkelt zich aan de binnenkant van de spons een gemmula (celmassa in een dik omhulsel) die kan overleven in het geval van uitdroging of bevriezing. Dit vindt vooral plaats bij zoetwatersponzen, die zo bijvoorbeeld de winter overleven.
Sponzen zijn meestal hermafrodiet (zowel mannelijk als vrouwelijk) of kunnen wisselen van geslacht. Sommige soorten zijn permanent mannelijk of vrouwelijk. Het sperma ontstaat in de kraagcellen en stroomt via de waterstroom de vrouwelijke spons in. Bevruchte eicellen ontwikkelen zich tot vrij zwemmende larven. Soms blijven deze larven nog een tijdje bij de moederspons, maar na verloop van tijd vestigen de larven zich op de bodem en groeien daar uit tot een nieuwe spons.
Geschiedenis
Sponzen behoren tot de oudste bekende dieren. Er zijn fossielen gevonden uit het Precambrium. Dit is het tijdperk van ongeveer 3600 tot 570 miljoen jaar geleden. Eigenlijk bestaan ze dus al sinds het begin van de aarde.
Badspons
De bekendste spons is hoogstwaarschijnlijk de badspons die we gebruiken onder de douche. De natuurlijke variant wordt op slechts enkele plaatsen met een sleepnet opgevist op een diepte van 4 tot 50 meter diepte. Als de sleepnetten er niet bij kunnen, duiken duikers de sponsen op. Eenmaal opgevist, laten de vissers het weke lichaam van de spons afsterven en wegrotten op het dek. Wat overblijft wordt gereinigd en gedroogd, waarna de spons klaar is voor gebruik.