Apen, halfapen en mensapen vallen onder de groep zoogdieren die Primaten heten. Ook mensen vallen in principe onder deze groep dieren.

APEN, HALFAPEN EN MENSAPEN

Primaten behoren met zo’n 230 soorten tot de orden zoogdieren met de meeste soorten. Deze 230 soorten worden meestal onderverdeeld in drie hoofdgroepen: mensapen (waartoe de mens behoort), apen en halfapen. Mensapen en apen worden samen vaak de ‘antropoïden’ genoemd. Al deze groepen primaten hebben bepaalde kenmerken gemeen die op een gemeenschappelijke afkomst wijzen, eigenschappen die het resultaat zijn van een leefwijze die de primaten vele miljoenen jaren hebben gedeeld: een leven in de bomen. Naar voren gerichte ogen, grote hersenen en een lange kindertijd zijn maar enkele van de kenmerken die primaten onderscheiden van andere zoogdieren.

HET LEEFGEBIED EN VERSPREIDING VAN PRIMATEN

Naast hun fysieke kenmerken hebben primaten nog een belangrijke overeenkomst: het zijn allemaal tropische dieren. Alleen tropische bossen leveren het hele jaar door de vruchten en bladeren waarmee primaten zich in leven houden. De bossen op gematigde breedten, zoals die in de noordelijke helft van Europa en Noord-Amerika, zijn ofwel naaldbossen, ofwel te seizoengevoelig. Alle levende soorten primaten, behalve de mens, zijn gebonden aan de tropen; slechts enkele soorten komen we ook tegen in de subtropische streken van Europa en Azië.

Doordat primaten zich ecologisch niet zo gemakkelijk kunnen aanpassen, komen primaten over het algemeen alleen voor op grotere continenten en niet op eilanden, tenzij die eilanden recent zijn verenigd met het vasteland. Dit is het duidelijkst in Zuidoost-Azië, waar primaten voorkomen op de eilanden van de Indonesische archipel, die tot ongeveer tienduizend jaar geleden waren verbonden met het vasteland, maar niet op eilanden, zoals Nieuw-Guinea, die veel langer geïsoleerd zijn geweest.

Primaten kunnen in het grootste deel van de wereld worden gevonden, maar binnen deze orde wonen verschillende groepen op verschillende plaatsen. De maki’s leven alleen op Madagaskar en de nabij gelegen Komoren, de lori’s en bushbaby’s in de bossen van Afrika, India, Sri Lanka en het zuidoosten van Azië. Het territorium van de spookdiertjes beperkt zich tot Indonesië en de Filipijnen. Apen zijn wijdverspreid in de tropische en gematigde bossen van Midden- en Zuid-Amerika. In Europa komen ze alleen in Gibraltar voor; maar ze zijn ruimschoots in heel Afrika te vinden, en via het zuiden van de Arabische landen in India, Sri Lanka en het zuidoosten van Azië tot noordelijk in China en Japan. De mensaap leeft in Afrika en het zuidoosten van Azië. De eerste mensen komen waarschijnlijk uit Afrika, maar tegenwoordig zie je deze diersoort overal.

DE EERSTE PRIMATEN

De oudste als Primaten te herkennen fossielen zijn gevonden zo’n 100 miljoen jaar oud gesteente. Kleide dieren ter grootte van een rat, die in bomen leefden en waarschijnlijk insecteneters waren. Hoewel alleen hun fossiele botten en tanden zijn overgebleven, denken de wetenschappers dat ze er ongeveer uit hebben gezien als de boomspitsmuizen die nu in de bossen van het zuidoosten van Azië leven. Er zijn zelfs biologen die deze diertjes tot de Primaten rekenen.

WAAR KOMEN DE APEN EN MENSAPEN VANDAAN?

Miljoenen jaren geleden was er op aarde maar één vasteland, een groot uitgestrekt gebied waarover de dieren zich vrijelijk konden bewegen. Zo’n 100 miljoen jaar geleden begon dit gebied in de werelddelen, zoals we die nu kennen uiteen te vallen, waarbij elk zijn eigen populatie aan reptielen, vogels en zoogdieren kreeg. Australië was losgeslagen voordat de meeste zoogdieren ontstonden. Er konden vleermuizen naartoe vliegen, maar de enige andere inlandse Australische landzoogdieren zijn de buideldieren en het eierleggende vogelbekdier. De primaten en andere later ontstane zoogdieren konden Australië niet bereiken.

Toen zo’n 50 miljoen jaar geleden Madagaskar van Afrika loskwam, waren er inmiddels wel halfapen, maar nog geen apen en mensapen. De halfaap overleefde in Madagaskar en evolueerde in een verscheidenheid aan verschijningsvormen die nergens anders ter wereld voorkomt. Elders stierven de meeste halfapen uit omdat ze tegen de nieuw ontstane apen het onderspit moesten delven. Toen Amerika van Europa, Afrika en Azië werd gescheiden, ontstonden er in de ‘Oude’ en ‘Nieuwe’ Wereld verschillende soorten apen, terwijl de bossen van Afrika en Azië door de mensapen werden bevolkt.

UITERLIJKE KENMERKEN VAN PRIMATEN

De meeste primaten zijn bosdieren, aangepast aan het klimmen, zwaaien, springen of kruipen in de bomen. Zelfs gorilla’s en mandrils, die zich meestal over de grond verplaatsen, houden zich doorgaans op in bosgebieden. Alleen mensen, gelada’s en zwartneushuzaarapen vormen echt een uitzondering op de regel; zij leven in een open gebied waar ze zich alleen over de grond verplaatsen. Toch verraden zelfs de gelada’s en zwartneushuzaarapen hun afstamming van boombewoners: hun op grijphanden lijkende voeten zijn de voeten van primaten die in bomen zijn geëvolueerd. Ze kunnen goed klimmen, zij het minder goed dan apen die hun hele leven in bomen doorbrengen. Alleen wij mensen zijn slechte klimmers; onze voeten hebben hun grijpfunctie verloren, omdat ze stabiliteit moeten bieden bij het lopen met grote passen.

Hoewel halfapen, apen, mensapen en mensen op het eerste gezicht nogal verschillen, hebben ze diverse belangrijke kenmerken gemeen; belangrijk genoeg om ze onder één orde, de Primaten, te rangschikken. Wanneer behoort een dier tot de primaten?

• Deze dieren zijn zoolgangers en lopen niet op hun tenen, zoals katten en honden. Hun voeten hebben zoolkussens.

• De duimen (en vaak ook de grote tenen) staan meestal vrij, zodat ze iets kunnen pakken en boomtakken of andere voorwerpen kunnen vasthouden.

• Tenen en vingers hebben platte nagels en geen klauwen.

• De twee botten van de onderarm en -been staan los van elkaar, waardoor handen en voeten kunnen draaien.

• Primaten hebben grote hersenen en een grote ronde schedelpan.

• De ogen kijken naar voren in plaats van opzij.

• De melkklieren zitten in de borst en niet in de buik.

• Primaten groeien langzaam en blijven langer dan andere zoogdieren onder de hoede van hun ouders.

APEN EN MENSEN

In het dierenrijk zijn apen en mensapen onze naaste verwanten. Allen vallen binnen de orde van de primaten, onder de groep zoogdieren. Zoogdieren zijn warmbloedige dieren die hun kinderen met moedermelk voeden. De biologen verdelen ze in zo’n 20 verschillende groepen, ordes genaamd. De 18e-eeuwse Zweedse bioloog Carolus Linnaeus deelde als eerste de dieren in natuurlijke groepen in. Hij beschouwde de mens als het opperdier en daarom bracht hij hem onder bij de orde die hij de Primaten noemde; de ‘eersten’. Toen hij inzag dat apen en mensapen in veel opzichten gelijk aan de mens waren, classificeerde hij ook deze bij de Primaten.

Door de dieren in groepen onder te brengen, beweerde Linnaeus niet dat ze nauw verwant aan elkaar waren. Hij stelde alleen dat ze op belangrijke punten grote gelijkenissen met elkaar vertoonden. Het idee dat dieren binnen de groepen familie van elkaar zijn en uit gemeenschappelijke voorouders zijn ‘geëvolueerd’ ontstond pas later.

DE EERSTE PRIMATEN

De oudste als Primaten te herkennen fossielen zijn gevonden zo’n 100 miljoen jaar oud gesteente. Kleide dieren ter grootte van een rat, die in bomen leefden en waarschijnlijk insecteneters waren. Hoewel alleen hun fossiele botten en tanden zijn overgebleven, denken de wetenschappers dat ze er ongeveer uit hebben gezien als de boomspitsmuizen die nu in de bossen van het zuidoosten van Azië leven. Er zijn zelfs biologen die deze diertjes tot de Primaten rekenen.

VOEDSEL VAN PRIMATEN

Primaten zijn afhankelijk van bossen en dit bepaald hun menu. De meeste soorten zijn ofwel insecteneters, bladeters of vruchteneters, ofwel een combinatie hiervan. Er zijn geen echte carnivoren, alleen misschien de mensen en bavianen, en geen grazers, behalve de gelada’s. Zelfs mensen zijn geen echte carnivoren: we zouden bij een menu van louter vlees doodgaan aan proteïnevergiftiging. Voor een evenwichtig menu moeten we naast vlees ook groenten eten. Hoewel de vroegste primaten waarschijnlijk alleen insecten aten, kan niet elke soort zo overleven. Insecten zijn klein en moeten een voor een worden gegeten, dus kan een grote soort niet overleven door uitsluitend insecten te eten. De grens lijkt te liggen bij een lichaamsgewicht van ongeveer 1 kg. Grotere soorten kunnen niet elke dag zoveel insecten verzamelen dat ze in leven blijven.

Primatensoorten met een gemiddelde grootte en een gewicht tot ongeveer 10 kg, zoals slingerapen, zijn merendeels vruchteneters, terwijl grotere soorten als franjeapen meestal bladeters zijn. Dit verschil wordt vooral veroorzaakt doordat kleinere dieren dagelijks in verhouding meer voedsel moeten eten om in leven te blijven en dus de voorkeur geven aan voedzaam voedsel waaruit ze gemakkelijk voedingsstoffen kunnen halen. Grote soorten primaten kunnen volstaan met een minder voedzaam menu van bladeren, die moeilijker zijn te verteren dan vruchten en minder voedingsstoffen bevatten.