Damhert (Dama dama)

De damherten vallen onder de familie 'hertachtigen' onder de orde 'evenhoevigen' en de klasse 'zoogdieren'. Damherten zijn hoefdieren. Andere soorten hertachtigen zijn de ReeDamhert, Rendieren en het Edelhert.

Het damhert is rond de landen van de Middellandse zee te vinden. Er worden twee soorten damherten onderscheiden. Het Europese Damhert ( Dama dama dama) en het Mesopotamische damhert (Dama dama mesopotamica). De mesopotamische damherten zijn bijna uitgestorven en komen alleen nog maar voor in een klein gebied in zuid Iran.

Het damhert komt inmiddels voor in heel Europa doordat de mens het hert in verschillende gebieden heeft ingevoerd. Ook in Engeland is dit gebeurd. De aanwezigheid is al vanaf de 12e eeuw. Inmiddels zijn er in de parken in Engeland meer dan 75.000 herten aanwezig. In veel landen zijn geen fossiele gevonden van de damherten, waardoor aangenomen wordt dat de dieren door de mens zijn ingevoerd. In Nederland komt het damhert veel voor maar er mag niet gejaagd worden op het damhert zonder een vergunning.

Kenmerken damhert

De damherten zijn middelgrote herten met een lichaamslengte tot 160 centimeter en de schouderhoogte is tot 110 centimeter. De staart van het damhert is tot 20 centimeter lang. Een gewicht tot 85 kilo is mogelijk. Het mannetje (dambok) is aanzienlijk zwaarder dan het vrouwtje (damhinde).

Schoffelgewei damhert

Het damhert heeft een gewei. Dit gewei groeit in de eerste jaren aanzienlijk van een klein stompje tot een groot gewei. In het 8ste tot 12ste levensjaar groeit het gewei verder tot een volwaardig gewei.

Vacht

De vacht van het hert kan verschillende kleuren hebben. In de zomermaanden oranjebruin met witte vlekken. In de winter grijsbruin en zijn de vlekken minder opvallend. De wintervacht is dikker dan de zomervacht.

Leefgebied damherten

De verspreiding van de damherten is in zuid en west Europa en in Klein-Azië. Het damhert neemt het niet zo nauw met de leefomgeving (biotoop) maar heeft de voorkeur voor loof- en gemengde bossen met zowel beschutte begroeien als open plekken. ’s Ochtends en in de avondschemer is het dier actief en in de wintermaand ook wat meer overdag.

De bokken leven een groot deel van het jaar gescheiden van de hinden en kalveren. In de wintermaanden zijn er wel meer groepen damherten te spotten. Deze groepen noemt men ‘roedels’.

Voedsel

De damherten eten kruidachtige planten, grassen, scheuten, boomschors en paddenstoelen. Bij voedselschaarste kan een damhert ook bouwgewassen eten.

Voortplanting

Van half oktober tot half november is het bronstijd. De bokken maken een knorrend of snurkend geluid. In de schemering worden deze geluiden vaker gemaakt. De bok heeft een vaste bronstplaats en dit territorium wordt afgebakend door te schuren met het gewei tegen de schors van de bomen. Daarnaast wordt er ook op het territorium geürineerd. De bok probeert meerdere hinden in het gebied te krijgen en deze te dekken. Men noemt dekken ook wel ‘beslaan’. Onderling kennen bokken ook veel strijd vanwege de concurrentie op de hinden. Met de enorme geweien worden gevechten gevoerd door tegen elkaar te slaan.

Eind mei of juni gaat de hinden een beschutte plek zoeken om meestal één kalf te werpen. Soms gaat het om twee kalveren en zeldzamer om drie kalveren. Gedurende drie weken wordt het kalf door de hinden gezoogd. Na drie weken is het kalf sterk genoeg om zelfstandig te kunnen lopen en de moeder te volgen. Na 1,5 jaar is het dier zelf geslachtsrijp.