Koeien

Koeien zijn zoogdieren en vallen onder de orde evenhoevigen. Een koe is een hoefdier. Wanneer men door het Nederlandse landschap rijdt, ziet men in de zomer op veel graslandpercelen koeien lopen. Tegenwoordig leven deze dieren vaak op één groot perceel met wel meer dan 100 koeien. Vroeger heel veel percelen met tien of tientallen. Over het algemeen ziet en zag men zwart-wit en in sommige gebieden rood-wit gekleurde koeien. In vaktermen heet dit zwartbond en roodbont. Het algemene beeld van een koe is vooral zwartbond. Dat is in Nederland ook de meest voorkomende kleurcombinatie. Er zijn wereldwijd echter meer dan 1.000 verschillende koeienrassen. Helaas wordt een groot aantal daarvan met uitsterven bedreigd. Ook in Nederland.

Geschiedenis van de koe

De oeros, de voorouder van onze huidige koeien, is circa 6.000 jaar voor Christus gedomesticeerd. Zo ver men nu heeft kunnen achterhalen was dat in Noord-Afrika. Daarna is de veredeling verder gegaan, waardoor er zo veel verschillende rundersoorten zijn ontstaan. Allemaal met hun eigen doel of zelfs met meerdere doelen. Runderen werden en worden nog steeds ingezet als werkdier op het land of voor de kar, of als productiedier voor melk en/of vlees. De eerste koeien zijn rond 5.000 voor Christus in Nederland terecht gekomen.

Wanneer het productiedoel van de koe melk en vlees is, spreekt men van dubbel doel. Wordt een koe alleen ingezet voor de productie van melk, spreekt men van een melkkoe en wordt de bouw van de koe vaak aangeduid de term melk-typisch. Is het doel voornamelijk vlees, dan spreekt men van vleeskoeien en wordt de bouw van de koeien vaak aangeduid met vlees-typisch.

Ontwikkeling van de Nederlandse koeien

In vroeger tijden werd het rund in Nederland ook ingezet als werkdier. Dit waren vaak de mannelijke dieren (stieren) die werden gecastreerd. Een gecastreerde stier noemt men een os. Door een stier te castreren stopt de productie van bepaalde hormonen, waaronder het manlijke hormoon Testosteron. De os is daardoor handzamer dan een stier omdat het typische mannetjesgedrag niet meer optreedt. De werkos is in de loop der tijd vervangen door het paard dat sterker en nog handelbaarder was. Toch zijn er nog een aantal verwijzingen naar de os, zoals in het spreekwoord “slapen als een os” (heel erg diep slapen), of bij de etenswaren de ossenstaartsoep of de ossenworst. Deze laatste worden tegenwoordig natuurlijk gewoon gemaakt van rundvlees, het vinden van een os is in Nederland een uitzondering geworden.

Dubbeldoel Koeien

Net als de os is de dubbeldoel koe, gehouden voor de productie van melk en vlees, ook bijna verdwenen uit Nederland. Dubbeldoel koeien waren tot het midden van de twintigste eeuw nog de meest voorkomende koeien in Nederland. Daarvan had elke regio zijn eigen variant. Bekende dubbeldoelrassen zijn bijvoorbeeld de MRIJ, wat staat voor Maas, Rijn en Ijssel. Deze roodbonte koeien werden voornamelijk gehouden langs de uiterwaarden van de rivieren. De blaarkop (zowel roodbont als zwartbont), herkenbaar aan de zwarte of rode vlekken rond de ogen, zag men vooral in de veengebieden. De lakenvelder, herkenbaar aan de witte strook over de rug, flanken en buik (waarbij het lijkt of er een laken over de koe is gespannen), zag men vooral op landgoederen. Deze rassen zijn nu een zeldzaamheid geworden en worden door rasverenigingen gelukkig nog in stand gehouden.

Melkkoeien

Het verdwijnen van het dubbeldoel uit Nederland komt voornamelijk door economische redenen. Melk leverde midden vorige eeuw meer op dan vlees. En ook was de vraag naar melk veel groter dan de vraag naar vlees.

Het ras Fries-Hollands was ook een dubbeldoel ras, maar had in verhouding tot bijvoorbeeld het MRIJ-ras een mindere bespiering en gaf daardoor minder vlees. Daarentegen was de melkproductie aanzienlijk hoger. Dit ras werd door de Amerikanen doorgefokt tot de Holstein-Friesian, met als enkeldoel de productie van melk. Halverwege de twintigste eeuw is de Holstein-Friesian (vaak aangeduid met de afkorting HF) teruggekomen naar Nederland en daar ingezet in fokprogramma’s met als doel nog meer melk te produceren. Het gevolg van dit fokprogramma in combinatie met de grote vraag naar melk heeft erin geresulteerd dat de huidige Nederlandse melkveestapel voornamelijk uit Holstein-Frisian bestaat. Een grote zwartbonte koe met een zeer hoge melkproductie tot wel meer dan 10.000 liter melk per koe per jaar. Dat het fokprogramma succesvol is geweest blijkt wel uit de ontwikkeling van de melkproductie door de jaren heen.

Periode Gemiddelde melkproductie per koe per jaar

  • Middeleeuwen 1.000 liter
  • 1800 2.000 liter
  • 1900 3.000 liter
  • 1975 4.000 liter
  • 2000 6.500 liter
  • 2018 8.500 liter

Vleeskoeien

De vleeskoeiensector is een relatief kleine groep. Doordat steeds meer melkvee op stal wordt gehouden en vleeskoeien voornamelijk buiten lopen, geeft deze groep een vertekend beeld van het aantal dieren in het Nederlandse landschap. Vleeskoeien worden specifiek gefokt voor hun vlees. Deze dieren zijn dan ook aanzienlijk meer bespierd dan melkkoeien. Van oudsher is er eigenlijk nooit echt alleen op vlees gefokt, waardoor Nederland ook geen echte vleesrassen kent. Enige uitzondering is wellicht het Verbeterd Roodbont dat is door ontwikkeld uit het dubbeldoelras MRIJ, die van zichzelf al een goede bespiering had. Het Verbeterd Roodbont is echter nog een jong ras. In gebieden met ruige terreinen waar men de koeien gewoon liet lopen en niet dagelijks naar om hoefde te kijken, is al heel vroeg begonnen met het fokken van vleesrassen. Melken was in die gebieden niet mogelijk, maar het houden van koeien voor vlees juist wel. Deze vleesrassen worden nu ook in Nederland gefokt. Bekende vleesrassen zijn de Blonde d’Aquitaine, de Belgische Witblauwe, de Limousin, de Piemontese, de Charolais en Aberdeen Angus. Deze laatst is wellicht op dit moment meest bekend omdat een grote en bekende fastfoodketen hier speciale hamburgers van maakt.

Ook melkveehouders maken gebruik van specifieke vleesstieren. Deze gebruiken ze voor koeien waarvan ze zeker weten dat ze de vaarskalfjes niet willen aanhouden voor vervanging in de melkveestapel. Een kruislingkalf van een melkkoe met een vleesras levert meer op dat een typisch kalf van een melkkoe.

Grote veranderingen

Door schaalvergroting en het opstal houden van veel melkkoeien is het Nederlandse landschap in de afgelopen jaren sterk veranderd. Het illustere plaatje van de melkkoe in de wei wordt in de reclames nog volop gebruikt, maar in de praktijk staan veel dames echter op stal. Nederland telde in 2018 ruim 1,55 miljoen melkkoeien en 951.000 stuks bijbehorend jongvee jonger dan 2 jaar. Gemiddeld staan er ruim een miljoen kalfjes van melkkoeien op stal om in circa 6 maanden te woerden afgemest als vleeskalf. Zoog-, vlees- en weidekoeien ouder dan 2 jaar waren er slechts 42.000. Daarnaast staan er gemiddeld 13.000 vleesstieren ouder dan 2 jaar op stal voor de vleesproductie. Tussen de vleeskalveren en de vleesstieren zit nog een groep jongvee jonger dan 2 jaar die ook voor de vleesproductie worden gehouden. Dit waren er in 2018 144.000. Ten opzichte van 2017 is er op alle fronten een afname van de aantallen te zien. Dit komt door gewijzigde wetgeving, waardoor het houden van vee meer gekoppeld is aan het aantal hectares dat een veehouderijbedrijf in gebruik heeft. Veel bedrijven hebben daardoor veel dieren moeten afvoeren naar de slacht.

Een belangrijke rol in de ontwikkeling van de huidige veestapel is ook de opkomst van de KI (=kunstmatige inseminatie) en fokverenigingen geweest. Had vroeger bijna iedere boer nog een eigen stier om mee te fokken, werden dit later de stieren van de regionale fokvereniging. Hierdoor kregen meer boeren de toegang tot beter fokmateriaal. Dat ging nog harder toen de kunstmatige inseminatie zijn intrede deed. Met het sperma van 1 stier konden nu honderden koeien worden geïnsemineerd. En dat ook nog eens vaker dan 1 keer.

Wereldberoemde Nederlandse Stieren

De belangrijkste en meest beroemde fokstier ooit is de Nederlandse stier Skalsumer Sunny Boy, beter bekend als Sunny Boy. Deze fokstier werd in de jaren negentig van de vorige eeuw ingezet en heeft ongeveer 10 jaar sperma geleverd. Dat betekent dat ruim 1,7 miljoen doses sperma (in vaktermen aangeduid met rietjes) zijn ingezet. De meesten in Nederland, maar Sunny Boy heeft nakomelingen all over the world. Daarnaast zijn ook zijn zonen weer ingezet in het fokkerijprogramma. Bijna elke huidige Nederlandse melkkoe is dan ook een nakomeling van Sunny Boy. Leuk feitje is wel dat Sunny Boy eigenlijk helemaal niet van koeien hield, maar een voorkeur had voor andere stieren.

Een andere wereldberoemde stier is stier Herman. Deze stier is echter niet ingezet voor de fokkerij. Sterker nog, dat was zelfs verboden. Ook stier Herman leefde in de jaren negentig van de vorige eeuw. Stier Herman was een wetenschappelijk experiment. Het was namelijk de eerste stier waarin men gesleuteld had aan het genetische materiaal (DNA). Dit door in de bevruchte eicel een stukje menselijk DNA in te bouwen, met als doel de productie van nakomelingen die melk konden produceren met het ontstekingsremmende eiwit lactoferrine. Stier Herman bleek het enige transgene dier te zijn in dit onderzoek, waarbij van de 129 embryo’s er slechts 16 levensvatbaar bleken. In een onderzoek of de nakomelingen ook echt het ontstekingsremmende eiwit zouden produceren heeft Stier Herman 55 nakomelingen gekregen. Het sleutelen aan het DNA bleek echter niet het gewenste resultaat op te leveren. Daarna mocht er niet meer met Stier Herman worden gefokt en is hij gesteriliseerd. In 2004 is Stier Herman overleden. Hij is vervolgens opgezet en staat sinds 2008 in het museum Naturalis in Leiden.

Leefgebied koeien

Koeien komen over de hele wereld voor. De meesten leven als landbouwhuisdier, maar op enkele plekken leven nog wilde of in het wild vrijgelaten koeien. In Nederland zijn de meest bekende daarvan de Heckrunderen de Oostvaardersplassen. Hierover is veel te doen geweest omdat Staatsbosbeheer de natuur zijn gang liet gaan en in de winter veel dieren verhongerden en een verschrikkelijke dood stierven. Ondertussen is door voortschrijdend inzicht en de druk vanuit de samenleving het beleid aangepast en worden er minder dieren in dit gebied gehouden en zo nodig bijgevoerd.

De meeste koeien in Nederland leven als landbouwhuisdier op de boerderij. Vroeger liepen de dieren in voorjaar, zomer en herfst in de weide en stonden ze in de winter op stal. Een groot deel van de Nederlandse koeien komt echter de stal niet meer uit. Het houden van koeien op stal is efficiënter. Enerzijds doordat dit arbeid scheelt. Het twee keer daags ophalen van de koeien om te melken kost tijd. Op veel bedrijven wordt nu ook gemolken met een melkrobot. Deze passen niet in de wei. Anderzijds worden koeien op stal gehouden omdat de nutriënten in de mest dan effectiever kunnen worden aangewend en de verliezen naar het milieu afnemen.

Uiterlijke kenmerken van de koe

Ondanks dat er meer dan 1.000 runderrassen zijn die verschillen in grootte, kleur, etc., zijn er veel duidelijke kenmerken waaraan men de koe herkend. Zo zijn koeien relatief groot tot zeer groot, hebben ze een grote kop met daarop grote oren. Deze oren kunnen ze in bijna elke richting draaien. Ze kunnen daardoor goed horen en geluid lokaliseren.

De bek van de koe is gebouwd om te grazen. Met de grote tong kunnen ze een soort vuist maken om een pluk gras te plukken.

Koeien hebben een lange staart met kort haar een pluim aan het eind. Deze staart gebruiken ze als vliegenmepper.

Koeien hebben gespleten hoeven.

Bijna alle koeien hebben van nature horens. In Nederland worden ze vaak bij de kalveren verwijderd omdat horens tot verwondingen kunnen leiden in gevecht om de rang in de kudde. Maar ook omdat ze in de weg kunnen zitten aan het voerhek.

Ziet men in Nederland voornamelijk zwartbonte koeien, komen koeien wereldwijd in vele kleuren voor. Van eenkleurig zwart, rood, geel, grijs, bruin, etc. tot veelkleurig en bonte uitvoeringen.

Leefwijze van de koe

Wanneer men spreekt over de koe wordt vaak eigenlijk rund bedoeld. Een koe is een vrouwelijk rund. Een stier een manlijk rund. In dit artikel bedoelen wij met koe dan ook meestal rund.

Een koe kan wel 20 jaar worden. Een productie koe voor melk of vlees haalt dat natuurlijk niet. Een vleeskoe wordt over het algemeen rond de 2 tot 2,5 jaar. Een gemiddelde melkkoe wordt 5,5 jaar. Een melkkoe kan veel langer melkgeven, maar een negatieve bijwerking van de hoge productie van melk is dat melkkoeien veel calcium verliezen en daardoor veel gewrichtsproblemen krijgen. Bij zieke dieren neemt de productie af, met als gevolg dat ze worden afgevoerd naar het slachthuis.

Een koe wordt als kalf geboren. De zwangerschap van een koe is ongeveer gelijk aan die van mens en is ook ongeveer 9 maanden (281 dagen). Een koe kan gemiddeld 1 keer per jaar een kalf werpen. Voor melkkoeien geldt dat het kalf bij de moeder wordt weggehaald en dat de melkkoe gemiddeld 315 dagen wordt gemolken. De laatste 2 maanden van de dracht krijgt ze rust, zodat alle energie in de groei van het kalf kan gaan zitten. Tijdens de melkperiode, ook wel lactatieperiode genoemd, geeft een melkkoe tussen de 5 en 65 liter melk per dag en gemiddeld 25 liter per dag gedurende de 315 dagen van de lactatieperiode. Zo geeft ze gemiddeld zo’n 8.000 liter melk per jaar. Slechts een klein deel daarvan gaat naar het kalf. De eerste dagen is dat de biest die vol zit met antistoffen en het immuunsysteem van het kalf ondersteunen. Daarna wordt meestal overgestapt op kunstmelk. De meeste kalveren op een melkveebedrijf verlaten na ongeveer 14 dagen het bedrijf om elders op te groeien. Meestal als mestkalf of vleesstier. Slechts een aantal vrouwelijke kalfjes blijven op het bedrijf om op te groeien tot toekomstige melkkoeien.

Kalveren van vleesrassen

Kalveren van vleesrassen blijven meestal wel bij de moeder en drinken de moedermelk. Wanneer een kalf ongeveer een jaar is heet het niet meer kalf, maar noemt men het een pink. Wanneer een pink rond de twee jaar wordt, verandert de naam in vaars. Een vaars is eigenlijk een jonge koe. Na de tweede keer afkalven heet ze tweede kalfskoe en zo verder. Koeien en stieren zijn met 2 jaar volwassen. Ze zijn echter al vanaf ruim een jaar geslachtsrijp. Circa drie weken na de geboorte is een koe alweer vruchtbaar. De vruchtbare periode van de koe heet de tocht en noemt men de koe tochtig.

Voeding van de koe

Een koe is een herbivoor en leeft in het wild van grazen en kruiden. Van oorsprong leven ze dan ook in open gebied. De gedomesticeerde koe werd in eerste instantie ook met gras en kruiden gevoerd. De huidige melkkoe wordt vooral met speciale grassoorten, mais en krachtvoer gevoerd. Dit krachtvoer bevat onder andere soja en tapioca, afkomstig uit het buitenland. In de winter vreet de koe vooral ingekuild gras en mais.

De koe heeft een lange sterke tong waarmee zij een pluk gras kan afscheuren. Meestal slikt zij dit eerst in om een voorraadje aan te leggen, om vervolgens rustig te gaan liggen om te gaan herkauwen. Daarbij braakt ze een prop voedsel op uit de eerste maag om het rustig tussen haar kaken te herkauwen. Een koe kan in de wei wel 90 kg gras per dag vreten.

Een koe heeft vier magen. De eerste daarvan is de grootste en waarschijnlijk ook bekendste maag, de pens. (Pens wordt bijvoorbeeld vers aan honden gevoerd. En van iemand met een dikke buik spreekt men ook wel van dikke pens.) De pens zit vol met micro-organismen die het voedsel fermenteren. Plantaardig voedsel heeft een sterke celwand die tijdens dit proces wordt geopend, waardoor de nutriënten beschikbaar komen.

De tweede maag is de netmaag die het gefermenteerde voedsel uit de pens doorvoert naar de derde maag, de boekmaag. In deze maag wordt het vocht uit voedsel gehaald. De lebmaag is de vierde en laatste maag. De maag lijkt op de maag van niet-herkauwers zoals de mens. Hier wordt het voedsel verteerd en doorgegeven aan de dunne darm. In de darmen gaat de vertering verder en worden de nutriënten uit de voeding gehaald en opgenomen in het lichaam. De niet gebruikte voedselresten worden met de ontlasting afgevoerd. Deze bevat echter nog veel waardevolle stoffen en wordt gebruikt als mest. Mest klinkt voor velen vies, maar mest is jaren van grote betekenis geweest voor de productie van gewassen in de landbouw. Door de opkomst van de kunstmest in de twintigste eeuw is de waarde van de mest wat afgenomen.

Weetjes koeien

• Er zijn hoogproductieve melkkoeien die wel 12.000 liter melk per jaar produceren.

• Sommige melkkoeien produceren tijdens hun leven wel 100.000 liter melk. Dit lukt alleen de oudere koeien die 12 jaar of ouder worden.

• De productie van melkkoeien wordt ook gemeten in kilogrammen vet en eiwit, omdat dit de waardevolle stoffen in de melk zijn. Het behalen van 10.000 kg vet en eiwit is ook een mijlpaal. Hiervoor moet een melkkoe tussen de 125.000 en 150.000 melk produceren.

• De hoogste dagproductie bij een melkkoe ooit gemeten is 111,2 liter melk. Dit was in 1997 bij een Zuid-Afrikaanse melkkoe.

• De uier van de koe is opgebouwd uit melkblaasjes. De melkvormende cellen halen de grondstoffen van de melk uit het bloed. Een goede doorbloeding van het uier is van groot belang. Voor de productie van 1 liter melk moet er 300 tot 400 liter bloed door het uier stromen.

• Een gemiddelde melkkoe drinkt wel 100 liter water per dag.

• In India is de koe binnen bepaalde religieuze stromingen heilig en mag de koe geen strobreedte in de weg worden gelegd.

• In Nederland hebben alle koeien gele oormerken. Dit is een verplicht registratie en identificatie systeem, zodat men precies weet om welke koe het gaat. De koe heeft als het ware haar paspoort in de oren.

• Koeien zijn van nature kuddedieren. Binnen de kudde is er een bepaalde rangorde. Dit gedrag is ook nog te zien binnen de veestapels op de boerderij.