Fuut (Podiceps cristatus)

De futen zijn een zeer bekende soort vogels in Nederland en komt voor in verschillende gebieden van Nederland zoals parken, grachten en wateren. De fuut is een vogel uit de familie der futen (Podicipedidae). Deze watervogel komt in Nederland voor en zie je vaak in meren, plassen, rivieren en moerassen die omrand zijn met een rietkraag. Ook kun je hem tegenkomen in stadsparken, grachten en duinmeren. De fuut komt in een groot deel van Europa voor en ook in Zuid-Afrika en Oceanië kun je de fuut tegen komen. Het zijn trekvogels die zuidelijker overwinteren. Daardoor kan het gebeuren dat de meer noordelijke futen hier in nederland overwinteren. Dit doen ze onder andere bij het IJsselmeer en in de Grevelingen.

Andere namen voor de fuut zijn: arsevoet, pronkvogel, atlasvogel en certijnduiker. In Friesland noemen ze de vogel kroondûker.

Hoeveel soorten futen zijn er?

Er zijn drie ondersoorten van de fuut:

  • Podiceps cristatus cristatus - Deze fuut komt voor in Europa en Azie. Het is de fuut die we kennen in Nederland.
  • Podiceps cristatus infuscatus - Deze fuut komt voor in Afrika.
  • Podiceps cristatus australis - Deze fuut komt voor in Australië, Tasmanië en het Zuidereiland van Nieuw-Zeeland (m.a.w. een deel van Oceanië). 

Kenmerken van de fuut

De fuut heeft een witte kop, met een roodbruine en zwarte kraag in de nek. Aan de onderkant is hij wit, zijn bovenkant donker dat overgaat in roestbruin. Een fuut is te herkennen aan de donkere pluimen boven op zijn kop en zijn rode ogen.

De fuut is zeer behendig en snel op en in het water, maar aan land is hij wat onhandiger. Je zal hem daar dan ook niet snel zien. Pasgeboren futen kunnen meteen zwemmen en duiken, maar zullen de eerste weken verstopt blijven zitten tussen het verenkleed op de rug van de ouders.

De fuut wordt gemiddeld zo’n 50 centimeter lang. Het is daarmee de grootste inheemse watervogel die kan duiken.

De poten van de fuut hebben geen zwemvliezen, maar wel vliezige verbredingen. De poten staan vrij ver naar achter - daar komt de naam arsevoet vandaan. Doordat de poten zo ver naar achter staan kan de fuut grote snelheden behalen op en in het water. 

Voedsel 

Wat eet de fuut?

De futen eten meestal vis en soms ook ongewervelden.

De fuut is een supersnelle jager die twee tot vier meter onder water duikt op zoek naar vis, zijn voornaamste voedselbron. Per keer kan een fuut zo’n dertig seconden onder water blijven. Hij eet ongeveer 150 tot 200 gram vis per dag, voornamelijk alver, serpeling, voorn, rietvoorn, brasem en stekelbaars. Als de jongen net geboren zijn, moet hij nog harder aan de slag: om de 20 tot 30 seconden moet hij dan een visje vangen om aan de vraag van zijn kroost te voldoen.

Naast vis staan weekdieren, schaaldieren, insecten, kikkers en kikkervisjes op het menu. Ook eet de fuut wel eens planten. 

Voortplanting

In de periode van maart tot en met oktober kunnen de futen broeden. Het broeden van de futen gebeurt meestal op een beschutte plaats zoals in het riet. Er worden gemiddelde 3-4 eieren gelegd en het broeden duurt ongeveer 25 tot 29 dagen. Als de jongen geboren zijn worden ze nog 10 tot 11 weken gevoed door beide ouders.

Opvallend aan de fuut is zijn baltsgedrag. Soms wel dagenlang voeren de futen een ingewikkeld paringsritueel uit voor ze gaan broeden. De balts bestaat uit geluiden, een soort dans op het water en wordt afgesloten met het opduiken van modder en waterplanten.

Futen bouwen drijvende nesten die een omvang van 60 tot 70 centimer hebben. De nesten worden in de opstaande rietkragen verankerd waardoor ze niet wegdrijven. De fuut legt 2 tot maximaal 6 eieren. De balts- en broedtijd duurt ongeveer van maart tot eind april.

De jongen kunnen zoals gezegd meteen zwemmen, maar verblijven de eerste tijd liever op de rug van de ouders. Dat is een mooi gezicht, want de jongen zijn opvallend zwart-wit gestreept. Ze worden daarom ook wel pyjama’s genoemd. De jonge futen worden nog zo’n tien tot elf weken gevoerd door hun ouders daarna zijn ze zelfstandig. Ze laten zich nog lang op de rug van hun ouders meevoeren en blijven zelfs zitten tijdens een duik! Ze zijn op deze manier zo lang mogelijk beschermd tegen vijanden zoals roofvissen en reigers.