De orde roeipotigen is een groep vogels die bestaat uit vijf families en 118 soorten. Ze behoren tot de watervogels en hebben meestal zwemvliezen aan hun poten. Roeipotigen worden ook wel pelikaanachtigen genoemd.

De orde roeipotigen (Pelecaniformes) bestaat uit de volgende families:

  • Pelikanen (Pelicanidae)
  • Reigers (Ardeidae)
  • Ibissen en lepelaars (Threskiornithidae)
  • Hamerkop (Scopidae)
  • Schoenbekooievaar (Balaenicipitidae)

Bekende roeipotigen zijn de Jan-van-Gent, aalscholvers, pelikanen, de witte en de rode ibis, blauwe reiger en de lepelaar.

Waar leven roeipotigen?

Roeipotigen zijn echte watervogels die in of bij het water leven. Sommigen leven bij zee, anderen bij zoet water zoals bijvoorbeeld meren of moerassen. Veel soorten roeipotigen hebben een wijd verspreidingsgebied. Ze komen in meerdere habitats voor zoals vochtige graslanden of rotsgebieden bij zee. Soms worden soorten ingedeeld naar hun leefgebied. Zo heb je verschillende ibissen uit de oude wereld (Europa, Afrika en Azië) en de ibissen uit de nieuwe wereld (Noord-, Midden- en Zuid-Amerika). Ook is er de Afrikaanse lepelaar en de Europese lepelaar.

De schoenbekooievaars komen alleen voor in de tropische gebieden van oostelijk Afrika. Ze leven daar in uitgestrekte moerasgebieden.

Kenmerken roeipotigen

Roeipotigen zijn vogels. Hun huid is bedekt met veren en ze kunnen vliegen dankzij hun grote vleugels. Ze hebben een snavel als bek waarmee ze hun voedsel uit het water pikken. Veel roeipotigen leven samen in grote groepen of kolonies

Roeipotigen zijn over het algemeen redelijk grote vogels. Ze hebben grote zwemvliezen tussen hun stevige tenen waarmee ze goed door het water kunnen lopen of zwemmen. Aan de vorm van hun poten danken ze hun naam: ze kunnen makkelijk door het water peddelen of roeien met hun handige zwemvliezen. De hamerkop (herkenbaar aan zijn hamervormige kop) heeft minder ontwikkelde zwemvliezen dan de andere roeipotigen.

Sommige roeipotigen kunnen zelfs nóg een handig trucje met hun poten: ze hebben een soort blaasjes onder de huid van hun poten die gevuld is met lucht. Hierdoor kunnen ze door en langs het water waden zonder weg te zakken in de drassige ondergrond. Veel roeipotigen hebben een lange nek die ze intrekken tijdens het vliegen zoals reigers en de hamerkop.

Een opvallend kenmerk van veel roeipotigen is de snavel. Pelikanen hebben een opvallende snavel die uitrekt als ze hun prooien met water en al uit het water scheppen. Ook de schuitbekreiger valt op: zijn snavel is juist relatief groot en afgeplat. De schoenbekooievaar is vernoemd naar zijn snavel die de vorm heeft van Arabisch schoeisel en tot slot heeft de lepelaar een snavel die lijkt op een... lepel!

Wat eten roeipotigen?

Roeipotigen plukken hun voedsel uit het water of de begroeiing daaromheen vandaan. De meeste soorten leven vooral van grote en kleine vissen, maar ook kreeftachtigen, wormen, slakken, weekdieren, (water)insecten en amfibieën zoals kikkers en padden worden gegeten. Bij sommige soorten staan grotere dieren staan op het menu. Reigers eten graag kleine zoogdieren zoals muizen en mollen als ze die te pakken krijgen en de in Afrika levende schoenbekooievaar heeft zelfs reptielen zoals (baby)krokodillen op het menu staan.

De pelikaan is een alom bekende vogel vanwege zijn bijzondere manier van jagen. Pelikanen jagen in een groep op een school vissen die naar ondiep water worden gedreven. Met zijn grote snavel schept het dier zijn prooi uit het water, waar het in de elastische keelzak blijft hangen. De snavel lijkt daarmee nog het meest op een soort schepnetje. Het water laat hij weer uit zijn mond lopen, de gevangen vis blijft achter.

Lepelaars ‘lepelen’ met hun snavel het eten uit het water. Reigers en ibissen staan onbeweeglijk stil en onopvallend in het water te wachten tot er een prooi voorbijkomt.

Hoe planten roeipotigen zich voort?

Roeipotigen leggen eieren. Afhankelijk van de soort verschilt de hoeveelheid eieren en de manier waarop de nesten worden gebouwd. De broedperiode is voor veel roeipotigen een sociale gebeurtenis. Ze broeden vaak in kolonies, bij pelikanen in dierenparken beginnen ze zelfs pas te broeden als de groep uit minstens acht vogels bestaat. Veelal zijn zowel de mannetjes als de vrouwtjes betrokken bij het bouwen van het nest en het uitbroeden van de eieren.