Reigers (Ardeidae) zijn vogels uit de familie roeipotigen. Deze familie bestaat uit 66 soorten. Bekende soorten reigers in Nederland zijn de blauwe reiger, de grote en de kleine zilverreiger, de roerdomp, de woudaap en de kwak.

Leefgebied reigers

Reigers hebben een wijd verspreidingsgebied. Ze komen voor in grote delen van de wereld. Reigers zijn watervogels: ze leven altijd in de buurt van het water waar ze hun eten bij elkaar scharrelen.

Natte graslanden, sloten, meren en plassen met rietkragen zijn plekken waar je vaak een reiger ziet. Ze komen zowel voor in natuurlijke als meer stedelijke gebieden waar ze eten zoeken bij vijvers, watersingels en grachten. Sommigen leven in de kuststreken en zoeken hun voedsel ook in zout of brak water. De roerdomp komt vooral voor in moerasachtige gebieden met uitgestrekte rietvelden.

Kenmerken reigers

Reigers zijn relatief grote watervogels met een vacht van veren en vleugels waarmee ze kunnen vliegen. Ze hebben scherpe ogen en een scherpe snavel waarmee ze hun eten uit het water of tussen de begroeiing vandaan pikken. Veel reigerssoorten hebben een lange, dunne nek. Een goed voorbeeld is de zwartkopreiger die in Afrika leeft. Tijdens het vliegen trekken deze reigers hun lange nek in waardoor het een S-vorm krijgt.

De roerdomp wordt ook wel rietreiger genoemd omdat hij zich uitstekend kan camoufleren in het bruine riet dankzij de verschillende bruintinten van zijn verenpak. Op zijn keel en borst heeft hij verticale strepen die hem nagenoeg onzichtbaar maken als hij zijn snavel de lucht insteekt. Dit zal hij dan ook zeker doen als hij zich bekeken voelt.

Veel reigers hebben mooie, lange sierveren aan hun kop. Dit valt vooral op bij de blauwe reiger, de kwak, de Afrikaanse tijgerroerdomp en de kapreiger. De groene reiger kan zijn kopveren recht overeind zetten, waardoor het lijkt of hij een hanenkam heeft. De galápagosreiger heeft juist weer uitstekende nekveren achter in zijn nek.

Wat voor geluid maakt een reiger?

Enkele reigers hebben een typerend geluid. Het geluid dat een roerdomp maakt, lijkt of iemand trommelt op een holle boomstam. Het is een laag en diep geluid, dat totaal niet lijkt op de roep die een mannetje gebruikt om vrouwtjes te lokken. Dat geluid is juist hoog en scherp, waardoor mensen vroeger geloofden dat het het geluid van de duivel was.

De woudaap heette vroeger wouwaapje omdat zijn geluid lijkt op dat van een aapje dat wou-wou roept. Ten onrechte werd gedacht dat wouw een dialectwoord was voor woud en werd het veranderd. De roep van de schuitbekreiger ten slotte is te vergelijken met die van een kikker.

Voortplanting reigers

Veel reigers broeden in kolonies (grote groepen van dezelfde diersoort). Afhankelijk van de soort maken ze nesten in hoge bomen, tussen het riet of op de rotsen. Bij de meesten zijn zowel de mannetjes als de vrouwtjes betrokken bij het maken van het nest en het uitbroeden van de eieren.

De legsels zijn niet enorm groot. Afhankelijk van de soort legt een reiger 2 tot 6 eieren.

Wat eten reigers?

Reigers zijn carnivoren: ze eten vooral vis en amfibieën, die ze in en rondom het water vinden. Daarnaast staan kleine zoogdieren zoals mollen en muizen op het menu. Ook (kleine) vogels en reptielen worden gegeten als ze die te pakken kunnen krijgen. De kleinere reigersoorten, zoals bijvoorbeeld de woudaap, eten ook (water)insecten en weekdieren.

De meeste reigers hanteren dezelfde jachttactiek: ze staan roerloos stil in ondiep water en slaan razendsnel toe als een prooi nietsvermoedend voorbij komt. Denk maar aan een blauwe reiger die als een standbeeld stilstaat bij een vijver. Sommige reigersoorten lopen juist wel heen en weer door het water op zoek naar voedsel, zoals de kleine zilverreiger. De schuitbekreiger past beide methoden toe en schept daarnaast af en zijn voedsel uit het water met zijn brede afgeplatte bek.