Bavianen (Papio)

Bavianen zijn de grootste en succesvolste Afrikaanse apen. Deze primaten worden aangetroffen in zeer diverse leefgebieden. Enkele soorten leven in bossen, andere in open bosgebieden of in het struikgewas, en weer andere op grasland of in halfwoestijn waar in geen kilometers een boom te bespeuren valt. De baviaan heeft 5 ondersoorten. De gele, de bruine, de anubis- en de beerbaviaan – bekend als steppebavianen – leven allemaal in grote gemengde groepen, bestaande uit zo’n veertig tot tachtig dieren.

Bruine bavianen en beerbavianen verschillen in gedrag van de andere bavianen, en recente genetische bewijzen tonen aan dat ze zich wellicht eerder van de Papio-lijn hebben afgesplitst en zich onafhankelijk hebben ontwikkeld. De mantelbaviaan verschilt sterk van de steppebavianen. Hij wordt aangetroffen in woestijnachtige leefgebieden, is kleiner; heeft een grijze (in plaats van een bruine) vacht en een roze gezicht.

Het leefgebied en verspreiding van de baviaan

Bavianen hebben van alle Afrikaanse apen het grootste verspreidingsgebied. Ze komen voor in vrijwel alle delen van Afrika ten zuiden van de Sahara. Hun verspreidingsgebied strekt zich uit van de plateaus van het Ethiopische hoogland in het noorden tot de met struikgewas begroeide kust van Kaap de Goede Hoop in het uiterste zuiden, en van de vochtige bosgebieden van Senegal in het westen tot de uitgestrekte savannen van Kenya en Tanzania in hete oosten. Er is zelfs een populatie mantelbavianen aan de andere kant van de Rode Zee, in Arabië. Het is onduidelijk of ze daar op eigen houtje zijn gekomen, via een landbrug die nu onder water ligt, of dat ze er door mensen naartoe zijn gebracht. Bavianen komen voor in woestijnen, regenwouden en berggebieden.

Van de vijf ondersoorten komt de mantelbaviaan het noordelijkst voor, in de dorre met struikgewas begroeide gebieden en woestijnen van Ethiopië, Soedan, Somalië en op de zuidkust van Arabië. Hun verspreidingsgebied gaat over in dat van de groene bavianen, dat loopt van Ethiopië via het noorden van Tanzania tot in West-Afrika. De gele bavianen komen voor van Tanzania, Zambia en het noorden van Mozambique tot in Angola, terwijl de beerbavianen voorkomen in heel Zuid-Afrika, vanaf Centraal-Zambia tot de Zuid-Afrikaanse Kapprovincie. De bruine baviaan heeft een erg beperkt verspreidingsgebied in West-Afrika. Dit geldt ook voor de gelada, die alleen voorkomt in de hooglanden van het Simengebergte in Ethiopië.

Uiterlijke kenmerken van de bavianen

Bavianen zijn grote, robuuste apen. Volwassen mannetjes wegen gemiddeld 22 – 30 kilo, terwijl volwassen vrouwtjes 12 tot 15 kilo wegen. De mantelbaviaan is echter kleiner: volwassen mannetje wegen maar 17 kg en volwassen vrouwtjes 9 tot 10 kg.

We weten dat de baviaan geen directe voorouder van de mens is. Maar ze hebben wel een belangrijke stap gezet die onze voorouders ook hebben genomen; ze zijn uit de bomen geklommen en buiten het bos gaan leven. De primaten lopen en klauteren met alle vier hun poten, gebruiken hun vingers als tenen en kunnen zoals wij rechtop lopen. Maar tijdens het eten zitten ze op hun billen en gebruiken hun vrije handen om te plukken, grijpen, graven en onderzoeken wat ze hebben ontdekt. Dit was de tweede belangrijke stap, waardoor deze apen de wereld om hun heen beter konden begrijpen.

De armen en benen van bavianen zijn ongeveer even lang, terwijl apen die in bomen leven veel langere armen dan benen hebben om beter hoog in het bladerdak te kunnen balanceren. Bavianen lijken met hun grote, vooruitstekende snuit sterk op honden. Ze hebben kleine oren die plat tegen hun kop liggen. De vorm van de snuit van volwassen mannetjes is duidelijker dan die van vrouwtjes en er zitten extra benige randen aan weerszijden van de neus. Mannetjes hebben ook heel scherpe en grote hoektanden die twee keer zo groot zijn als de tanden van vrouwtjes. Verder hebben de apen kleine, dicht bij elkaar liggende ogen waarmee ze bijzonder scherp kunnen zien. Hun vacht is grijsachtig-bruin van kleur, hoewel de precieze tint afhangt van het deel van Afrika waar ze leven. de haren zijn kort en veel fijner op de borst en de buik. Bavianenmannetjes hebben ook vaak een imponerende kraag.

Leefwijze van de baviaan

De baviaan is een bodemdier, net zoals alle andere Afrikaanse apen. De vrouwtjes en jongen zitten vaak in de bomen, terwijl de zwaardere mannetjes hun gewicht gebruiken om zich door het dichte kreupelhout te duwen. Zodra er gevaar dreigt, klauteren de primaten allemaal sneller dan een kat of slang in een boom of op een rotspunt en blaffen hard om de aanvallers af te schrikken. ’s Nachts slapen ze zo hoog mogelijk. Overdag zoeken bavianen op de bodem krabbelend naar hun favoriete eten: zaden, noten, gras, verse loten en bladeren, insecten, vogels en kleine zoogdieren. De baviaan eet daadwerkelijk alles!

Apen zijn de sociaalste dieren van alle primaten en de bavianen behoren tot de sociaalste van alle apen. De vrouwtjes vormen de kern van de bavianengemeenschap. Bij alle soorten, behalve de bijzondere mantelbavianen, blijven vrouwtjes hun leven lang in de groep waarin ze zijn geboren. Ze groeien op te midden van hun verwanten en gaan nauwe, levenslange banden aan. Hoewel de mannetjes groter en sterker zijn dan de vrouwtjes, spelen ze een marginalere rol. Soms blijven ze maar een paar jaar in een bepaalde groep voor ze naar elders vertrekken.

Voortplanting

Het alfamannetje in een troep valt gemakkelijk te ontdekken: hij heeft meer zwier. Dominante (alfa-)mannetjes hebben doorgaans het meeste succes met paren. Als een vrouwtje in haar vruchtbaarste periode is, gaat het alfamannetje een ‘verbintenis’ met haar aan. Maar het verloopt niet altijd gladjes. In een grote groep zijn soms meerdere vrouwtjes tegelijk bronstig. Het alfamannetje kan ze niet allemaal voor zichzelf opeisen en moet wel duiden dat ook ondergeschikte mannetjes paren.

Bavianenjongen doen er lang over om op te groeien. Ze moeten niet alleen fysiek groeien, maar zich ook alle vaardigheden eigen maken die ze in hun veeleisende bavianenleven nodig hebben. Ze moeten leren wat ze moeten eten en wanneer; met wie ze moeten vlooien en wie ze moeten mijden. Ze moeten weten hoe ze de andere sekse moeten aantrekken en hoe ze rivalen kunnen overtroeven. Het kost tijd dit allemaal te leren. Een lange jeugd biedt jonge bavianen volop de tijd de vaardigheden te leren en te oefenen die ze als volwassenen nodig zullen hebben.

Voedsel van de bavianen

Bavianen zijn geharde dieren: ze zijn bestand tegen extreme temperaturen en regenval en weten het opmerkelijk goed vol te houden allemaal. Dit vermogen om vrijwel alles wat ze van de natuur te duchten hebben te doorstaan verklaart deels waarom de bavianen het als soort zo goed doen, vooral in vergelijking met andere primaten. De andere sleutel tot het succes van deze aap is dat ze bijna alles eten. Ze eten vruchten, bladeren, zaden, gras, bessen, bloemen, wortels, boomscheuten, hars, insecten en zelfs vlees.

Toch zijn ze wel kritisch. Al eten bavianen vrijwel alles wat ze in hun natuurlijke habitat tegenkomen, vaak eten ze maar één specifiek deel van het voedselsoort. Het dier eet bijvoorbeeld van de ene soort alleen de bladstengels en van de andere alleen de bloemknoppen. Soms zijn ze vijf minuten bezig een enorme zeggeplant op te graven, om vervolgens alleen even aan de wortels te knabbelen. Deze combinatie van diversiteit en kieskeurigheid is karakteristiek voor bavianen, evenals hun vermogen voedsel zowel op als onder de grond te zoeken.

Omdat de handen van bavianen lijken op die van mensen en ze met hun duim en wijsvinger hele kleine voorwerpen kunnen vastpakken, kunnen ze afzonderlijke grassprieten en bloemen plukken en zaadpeulen openmaken. Ze kunnen ook zaden van de grond oppakken die niet groter zijn dan een appelpit. Ze doen dit alles razendsnel en kunnen in korte tijd grote hoeveelheden van dit voedsel eten. Dit vermogen fijne bewegingen te maken met hun handen en vingers is een van de redenen waarom bavianen zich met zoveel succes op de savannen konden vestigen. Anders dan in de bossen, waar de meeste apen leven, groeit voedsel op de tropische grasvlakten niet altijd aan bomen. Zonder de manuele vaardigheid die ze in staat stelt bronnen zoals wortels, knollen en bollen als voedselbronnen te gebruiken, zouden de bavianen niet kunnen overleven.

Naast het eten van plantaardig voedsel, eten alle bavianen wel een of andere soort dierlijk materiaal: insecten, larven, maden en af en toe een vogelei. In sommige streken heeft men echter ook bavianen getroffen die vlees aten, meestal van jonge antilopen die verborgen liggen in het gras of van struisvogelkuikens die hun moeder zijn kwijtgeraakt.