DE LEEUW – KONING DER DIEREN

De leeuw is een roofdier uit de familie van de katachtigen. Ondanks zijn titel als ‘king of the jungle’ ligt het belangrijkste leefgebied van deze grote kat vooral in de Afrikaanse savanne. Samen met de tijger is de leeuw het hoogst ontwikkelde en meest gespecialiseerde roofdier. Eens bewoonde hij een uitgestrekt domein: geheel Afrika, India, Perzië, Syrië, Palestina, Griekenland, de Balkan en de Britse Eilanden. Helaas is deze majestueuze leeuw hedendaags een beschermde diersoort, waardoor er nog slechts twee soorten bestaan: de Afrikaanse leeuw en de Aziatische leeuw.

HET LEEFGEBIED EN VERSPREIDING VAN DE LEEUW

Deze grote kat is vooral te vinden in Afrika ten zuiden van de Sahara in de open savannen, grasvlakten, struikgebieden, halfwoestijnen en licht beboste streken. In de natuur leven leeuwen alleen nog in afgelegen en tot nu toe onontsloten gebieden. De grootste hoop voor het voortbestaan van de leeuw is gelegen in het bestaan van goed beheerde nationale parken en wildreservaten. Zo leeft de Perzische leeuw alleen nog in het Gir Forest National Park in India. Een kleine populatie in de afgelegen delen van Iran geldt als uitgeroeid.

Rond het begin van de jaartelling strekte het leefgebied van de leeuw zich uit van Europa tot India en geheel Afrika. Zo zijn er in Europa botten gevonden wat erop wijst dat het roofdier in Europa voorkwam. Door menselijke bejaging verdween de leeuw langzamerhand uit verschillende gebieden. Zo werd aan het begin van de 20e eeuw de leeuw uitgeroeid in Noordwest-Afrika en de Kaap. De laatste leeuw in Iran werd in 1942 gedood.

DE KONING DER DIEREN VECHT VOOR ZIJN BEHOUD

Het leefgebied van de leeuw verdwijnt door gerichte jacht van de mens en het verdwijnen van natuurlijke prooien. De aantallen in Afrika zijn ook achteruit gegaan, al nemen deze langzaam weer toe. Naar schatting waren er in 2012 ongeveer 32.000 leeuwen in Afrika, die voornamelijk nog in natuurreservaten voorkomen. In het Gir-woud in Noordwest-India is de uiterste zeldzame Aziatische leeuw in bescherming genomen. De groep bestond in 1955 nog uit 270 leeuwen. In het Gir Forest National Park leven er nu naar schatting zo’n 400 Aziatische leeuwen. Al met al is de afgelopen 20 jaar het aantal leeuwen met 30 tot 50% afgenomen. Naast het verkleinen van het leefgebied van de grote kat is een nieuwe ernstige bedreiging de jacht om zijn skelet voor traditionele Aziatische medicijnen. De Afrikaanse leeuw is nog niet bedreigd, maar wel kwetsbaar, terwijl de Aziatische leeuw met uitsterven wordt bedreigd.

UITERLIJKE KENMERKEN VAN DE LEEUW

Een volwassen mannelijke leeuw is een indrukwekkende verschijning en is dan ook het grootste en krachtigste roofdier van Afrika. Jonge mannetjes hebben gewoonlijk geelbruine manen, die donkerder worden naarmate ze ouder worden. Oude mannetjes herken je dan ook aan hun zeer donkere manen. Het mannetje ziet er door zijn manen groter en indrukwekkender uit dan hij in werkelijkheid is. Waarschijnlijk valt hij daardoor meer op bij de leeuwinnen en worden mannelijke rivalen eerder afgeschrikt.

Deze grote katachtige heeft een brede kop, korte snuit en relatief kleine, ronde oren. Het zoogdier heeft een mooie kortharige asgrijze of zandgele vacht en een donkere kwast aan het einde van de staart. Vaak zijn bij jonge leeuwen vlekken te zien in de vacht, die vervagen naarmate ze ouder worden. De staart is van belang, omdat de leeuw zich ermee in balans houdt tijdens het rennen, lopen, klimmen en zwemmen. Dat laatste doet de leeuw niet graag, want zoals de meeste katten houdt de leeuw niet van zwemmen.

LEEFWIJZE VAN DE LEEUW

Leeuwen zijn, in tegenstelling tot veel katachtigen, erg sociale dieren die in groepen van 20 tot 30 dieren leven. Daarnaast knuffelen ze graag, in tegenstelling tot andere katten. Ze laten vaak hun kop of poot op een andere leeuw rusten. Als begroeting wrijven ze met hun wangen of lichamen tegen elkaar, wat hun band verstevigd. Het laat zien dat ze tevreden zijn en dat ze de positie van de andere leeuwen in de troep accepteren.

Per groep is er vaak maar één mannetje aanwezig tot een maximum van 4. Wanneer er meerdere mannetjes aanwezig zijn, zijn dit vaak in de groep geboren dieren. De grootte van het territorium van de leeuw wordt bepaald door de grootte van zijn groep en van de aanwezigheid van prooidieren en water. Bij het verdedigen van het territorium vinden er veelal heftige gevechten plaats. Wanneer een vreemd mannetje het territorium van een ander mannetje probeert binnen te dringen, wordt dit door de mannelijke leeuw afgeweerd. Bij leeuwinnen gebeurt dit op dezelfde wijze. Dit kan tot bloedige gevechten leiden die vaak eindigen met een sterfgeval.

Om inteelt te vermijden verliezen mannetjes na één of twee voortplantingsperioden in zijn groep hun interesse. Hij gaat dan ook veelvuldig gevechten aan met rivaliserende mannetjes. Als hij verliest, zoekt hij een andere groep op. De winnaar van het gevecht tussen twee mannetjes neemt de dominante rol binnen de roedel over.

VOORTPLANTING

Elke twee jaar werpt een leeuwin jongen. Vlak voor de geboorte van de welpen zoekt ze dan ook een geschikte plek in de buurt van water die bescherming moet bieden tegen wind en mogelijke aanvallers. Jonge leeuwen worden blind geboren en de eerste twee maanden zijn ze volledig afhankelijk van de melk van hun moeder. De moeder begint met het begeleiden van de welpen tijdens de jacht na zo’n 6 weken. Zo ervaren de jongen de smaak van vlees en leren ze de kunst van het jagen. Een jonge leeuw is pas in staat om de prooi in kleine stukken te scheuren wanneer de welp op een leeftijd van een jaar het volwassen gebit krijgt.

Mannelijke leeuwen tonen geen interesse voor het opvoeden van de jongen en proberen ze soms zelfs te doden. Maar wanneer het op de verdediging van de jongen aankomt, kunnen leeuwinnen in ware furies veranderen. Daarbij werken meerdere samen om een vijand of agressief mannetje te verjagen. Wanneer de jonge leeuwen ongeveer twee jaar zijn, wordt de moeder opnieuw drachtig en moeten ze bij haar weg. Meer dan de helft van de jonge leeuwen overleven echter de eerste twee à drie weken niet zonder hun moeder.

VOEDSEL EN JACHTGEWOONTE

De koning der dieren doden alleen als ze hongerig zijn. Gewoonlijk bespeuren prooidieren precies wanneer leeuwen op jacht zijn, waardoor het voor kan komen dat een grazende kudde zich niet direct laat afschrikken door de onmiddellijke nabijheid van een leeuw. Wanneer er weinig tot geen voedsel is, eten leeuwen bijna alles, zelfs aas. Door honger gedreven vallen de leeuwinnen soms grote prooidieren aan zoals giraffen, buffels en zelfs neushoorns, nijlpaarden en kalveren van olifanten. Bij de jacht op een dergelijke gevaarlijke buit leiden enkele leeuwinnen de aandacht van de moeder af, terwijl de rest het kalf aanvalt.

Leeuwen gaan gewoonlijk in de avondschemering op jacht, omdat ze overdag rusten en slapen. Door het uitzonderlijke goede gezichtsvermogen kunnen deze grote katten in het duister goed zien. Over het algemeen gaan de leeuwinnen op jacht, terwijl het mannetje voorrang heeft bij het eten van de gevangen prooi. Hier komt dan ook de uitdrukking “het leeuwendeel krijgen” vandaan. De mannelijke leeuw sleept de prooi naar de schaduw en doet zich eraan tegoed voordat de jongen en leeuwinnen mogen eten.

HOE LEEUWEN JAGEN

De jacht wordt goed georganiseerd. De prooi wordt gedood door hem op de grond te trekken en met een wurgbeet te verstikken. Als bij droogte het water schaars is, ligt de leeuw vaak in de buurt van de drinkplaats op de loer omdat hij weet dat de prooi vroeg of laat moet drinken. Wanneer meerdere leeuwinnen gemeenschappelijk jagen, gaan een aantal tegenwinds van de prooidieren op de loer liggen. Een andere maakt een omtrekkende beweging tot ze de wind achter zich heeft. Dan komt ze plotseling uit haar dekking tevoorschijn en drijft de opgeschrikte kudde in de richting van haar collega’s die in hinderlaag liggen. Is een leeuwin alleen op jacht, dan besluipt ze onopgemerkt tegen de wind in zo dicht mogelijk haar prooi voordat ze toeslaat.