Mollen (Talpa europaea)

Bij de zoogdieren, onder de order van de insecteneters, bevindt zich de mol. Omwille van zijn grote graafhanden en omgevormde poten, kan de mol zeer goed graven en spendeert hij veel tijd onder de grond. Het dier heeft slecht ontwikkelde ogen maar is niet blind. In dit artikel wordt dit fascinerende dier verder bestudeerd.

Kenmerken mollen

Een fluweelzachte, zwarte vacht kenmerkt de mol. De haren van dit dier zijn zo ontwikkeld dat ze alle kanten kunnen bewegen. Dit omdat ze veel tijd onder de grond spenderen. Dit is ook de reden dat deze grote graafhanden hebben en omgevormde voorpoten. Aan deze poten vier vingers plus duim waarin zeer scherpe nagels zitten om ondergronds voort te kunnen bewegen. Dit dier heeft kleine ogen waar hij/zij niet veel door ziet. Daarom heeft het ook een spitse roze neus met gevoelige snorharen en testzenuwen. Op die manier kan het zich georiënteerd voortbewegen. Omwille van zijn gespierde nek is deze niet te zien en ook uitwendige oren zijn niet waar te nemen.

De lengte van de mol ligt tussen de 11-16cm tussen kop en romp. De staart is ongeveer 2,5 à 4cm lang. Deze dieren wegen tussen de 60-140 gram. Mannetjes zijn meestal zwaarder en groter dan de vrouwtjes en in de gebergten zijn mollen vaak wat kleiner. Maar zelf tussen Groot-Brittanië en Nederlandse mollen zijn er versschillen. In Groot-Brittanië zijn ze namelijk langer en zwaarder.

Leefgebied mol

Mollen kunnen terug gevonden worden overal waar ze kunnen graven in de grond. Al mag de bodem niet te veel zand of stenen bevatten en ook niet al te vochtig of zuur zijn. Alsook helpt het zeker als regenwormen veel voorkomen in de grond die ze kunnen eten.

Humusrijke bodems met een lage grondwaterstand en permanente begroeiing zijn de favoriete ondergronden van van de mol. Deze worden vaak gevonden in graslanden, maar ook tuinen van mensen of bosranden zijn hen niet onbekend. Mollen komen tot ongeveer een hoogte van 200m.

Mollen verspreiden zichzelf over een aanzienlijk deel van Rusland en over heel Europe met uitzondering van Ierland, Zuid-Europa en grote delen van Scandinavië en Ijsland. Afhankelijk van de populatiedichtheid komt de mol vrijwel in heel Nederland voor. Enkel op waddeneilanden en in centra van grote steden zal dit dier niet snel gespot worden Flevoland en de Noordoostpolder is ondertussen langzaam maar zeker gekoloniseerd door de mol.

Territorium

Mollen graven ondergronds hele gangenstelsels, dit is tevens ook hun territorium. De grootte van de dit territorium verschilt van mannetje tot vrouwtje. De grootte van een territorium kan gaan van 2000m2, voor vrouwtjes, en tot zelfs 3000m2 voor mannetjes. Nu, mollen kunnen agressief uit de hoek komen wanneer soortgenoten hun territorium willen binnendringen. Al kunnen de gangenstelsels wel een aantal gemeenschappelijke gangen bevatten. Deze leiden dan bijvoorbeeld naar water. Afhankelijk van de grond kunnen er 8 tot 16 mollen per hectare voorkomen. Bij zandgrond bijvoorbeeld is het territorium groter en de dichtheid is lager. Mollen maken hun nest op ongeveer 50cm diepte in één van hun diepe gangen. Dit nest zal 25cm breed zijn en bestaan uit gras, mos en bladeren.

Voedsel

De mol zal enkel dierlijk voedsel eten. De prooi zal gevangen worden in hun gangenstelsel waarna de mollen hun prooi dan zullen verschalken hun. Ze eten voornamelijk regenwormen. Ook spinnen, slakken of soms eieren en jonge muizen lusten ze. Kevers worden ook gegeten maar deze bevinden zich voornamelijk in naaldbossen. Mollen eten ongeveer 50 gram per dag wat overeenkomt met 50% van hun lichaamsgewicht. In het voorjaar en in het najaar wordt een voorraad aangelegd van regenwormen. Dit gebeurt in hun ondergronds kamers. Drinken doet de mol als het denkt dat de bodem droog is. Dan komen ze naar de oppervlakte om water te drinken. Druppels dauw zijn hier een goed voorbeeld van.

Voortplanting

Van februari tot april is de paartijd voor de mollen. Dan gaan mannetjes opzoek naar vrouwtjes. Ze vertrekken dan uit hun territorium en beginnen gangen te graven tot ze bij het territorium van een vrouwtje aankomen. Het dier is geslachtsrijp na 11 maanden en het vrouwtje kan na een draagtijd van 28 soms 2-7 blinde jongen afwerpen in het nest dat zich nabij de centrale plaats bevindt. Deze jongen wegen dan ongeveer 3,5 gram. Het duurt 14 dagen vooraleer de jongen een vacht ontwikkelen. Tijdens de tijd is het enkel het vrouwtje dat voor de jongen zal zorgen. Enkele weken later zijn hun ogen open gegaan en zijn ze klaar om verstoten te worden en opzoek te gaan naar hun eigen stekje.

De mollen kunnen tot 3 jaar oud worden, maar in realiteit is dit maar 2% het geval. Slechts een minderheid van de mollen (ongeveer 40%) zal hun eerste levensjaar overleven. Het is dus bijvoorbeeld belangrijk om hun tunnels niet stuk te maken wanneer deze in de tuin worden gevonden.