Haas (Lepus europaeus)

De exacte wetenschappelijk naam van de haas is niet eenduidig. De wetenschappers zijn het nog niet met elkaar eens. De hazen komen niet alleen voor in Europa maar ook in Afrika en Azië. De Kaapse haas is kleiner dan de Europese Haas. De Europese haas heeft veel gelijkenissen met de Europese konijn. In het verleden waren de konijnen en hazen ingedeeld onder de knaagdieren maar dit is decennia terug gewijzigd naar de ‘haasachtigen’. De hazen zijn zoogdieren.

Kenmerken haas

De Europese haas heeft een gelig bruinige rugzijde. De zijkanten zijn lichter en getint. De grote oorschelpen ook wel ‘lepels’ genoemd zijn kenmerkend aan de haas. De haas heeft lange zwarte en witte snorharen. De hazen hebben grote ogen aan staan aan beide kanten van de kop, waardoor er een breed gezichtsveld is. Als er mogelijk vijanden in de buurt zijn of de haas het vermoeden heeft gaat de haas op de achterpoten zitten en spitst de oren. De haas is dan aan het kegelen of maakt een kegel.

De vacht van de haas verhaart 2x per jaar. Dit is meestal in april en in oktober. De winter- en zomervacht van een haas is nagenoeg gelijk. Als een haas zijn vacht poetst dan is het dier aan het parfumeren om via de geurklier afscheiding te verspreiden. De geur van een haas wordt verspreid om het territorium af te bakenen. Daarnaast wordt het gebied ook gemarkeerd doordat de haas tegen takjes of bomen wrijft.

De haas is tot 70 centimeter lang en kan een gewicht tot 7 kilo bereiken. Het gemiddeld gewicht zit echter rond de 3,5 kilo.

Verblijfplaats

De hazen graven geen holen zoals de konijnen dit wel doen. Een haas leeft in een leger en dit een niet meer dan een ondiepe kuil in klei of zandgronden. Als een leger te ondiep is zal de haas dit verder uitgraven met de voorpoten. De haas leeft in meerdere van deze legers en worden gebruikt afhankelijk van de richting van de wind. Daarnaast zoeken hazen ook dekking onder struiken, sloten, greppels en zijn de hazen ook te vinden in bosrijke omgevingen.

Een haas gaat nooit rechtstreeks naar een leger toe maar maakt een omweg door grote sprongen te maken, waardoor eventuele vijanden op een dwaalspoor worden gebracht. De haas heeft daardoor meer tijd om te vluchten. Ook de haasjes die net geboren zijn doen dit. Het lijkt er dus op de haas dit doet uit instinctief handelen.

Voedsel

De haas eet onder andere grassen, wortelen, klaver, bloemen en jonge muizen.

Voortplanting

De haas leeft solitair (dus alleen). In paartijd die bij hazen en konijnen rammeltijd wordt genoemd komen de mannetjes hazen (de rammelaars) en de vrouwtjes (voedster) samen. In de weilanden zijn soms 10 of meer hazen te zien en de gekste capriolen uitvoeren. De hazen rennen achter elkaar aan en boksen met elkaar. Een rammelaar dekt mogelijk meerdere vrouwtjes. De bevruchting kan het hele jaar door plaatsvinden. Haasje die in de wintermaanden worden geboren maken meestal weinig kans en worden snel gegrepen door de vijanden zoals eksters, kraaien, bunzingen of wezels. In maart en april is de kans groter om jonge haasjes aan te treffen. Meestal zijn het er 2 tot 5. Het vrouwtje (de moer of voedster) werpt na een draagtijd van 6 weken de jongen. Dit gebeurd tot 4 keer per jaar.

Een eerste worp is meestal één jong en de volgende zijn dit er dus 2 tot 5. De jonge haasjes verblijven bovengronds in een betere beschutte plaats dan een leger. De jongen hebben een vacht en de ogen zijn open. Daarnaast hebben jonge haasjes ook tandjes. Direct na de geboorte vertrekt de moer en komt pas weer terug na 2 tot 3 weken om te zogen. Na een halfjaar kunnen de jonge haasjes zich voortplanten.