Zeeleeuwen
Zuidelijke pelsrob
Expert paginaInhoud
Zuidelijke pelsrob / Zuid-Amerikaanse zeebeer
De zuidelijke pelsrob (Arctocephalus australis) hoort bij de familie van de oorrobben en vallen onder de orde van de roofdieren (klasse = zoogdieren). De zuidelijke pelsrob wordt ook wel Zuid-Amerikaanse zeebeer of zuidelijke zeebeer genoemd. Deze zeezoogdieren zijn verwant aan de zeeleeuwen. Oorrobben en zeeberen kan je onder andere onderscheiden van zeehonden door de uitwendige oren die de dieren hebben. Deze kleine puntjes zijn duidelijk zichtbaar, terwijl de oren van zeehonden slechts gaatjes zijn. Zuidelijke pelsrobben komen voor langs de zuidelijk gelegen kusten van Zuid-Amerika. Ze komen zowel aan de oost- als westkust voor en leven ook op de eilanden rondom dit gebied. Pelsrobben leven graag in groepen en zijn enorm nieuwsgierig. Ze vormen harems in de paringsperiode: Binnen een harem is één mannetje de baas.
Kenmerken Zuidelijke pelsrob
Een opvallend kenmerk van de zuidelijke pelsrob zijn de uitwendige oren met duidelijk zichtbare oorschelpen. Maar misschien nog wel opvallender is de dikke vacht van het dier. Aan deze dikke vacht zijn zowel de benamingen pelsrob als zeebeer ontleent. Het laatste omdat de vacht lijkt op die van een beer. De ondervacht is erg dik en de bovenvacht heel zacht. De vacht is grijsbruin van kleur. Mannetjes zijn vaak wat donkerder dan vrouwtjes.
Dankzij hun dikke vacht kunnen zuidelijke pelsrobben goed tegen de kou, maar dat betekent niet dat ze niet van een aangenaam zonnetje houden. Die kunnen ze erg waarderen! De mannetjes zijn groter dan de vrouwtjes. Mannetjes kunnen 1 meter 80 lang worden en 150 tot 200 kilo wegen. Exemplaren van 2 meter en meer zijn bekend. De vrouwtjes worden meestal niet langer dan 1 meter 40. Zij wegen ‘slechts’ rond de 70 kilo. De zuidelijke pelsrob wordt maximaal 30 jaar oud. De leeftijd ligt meestal tussen de 12 en 30 jaar in.
Zuidelijke pelsrobben hebben sterke flippers waar ze snel mee kunnen zwemmen maar waar ze ook op kunnen lopen. Ze kunnen zich zelfs relatief makkelijk verplaatsen doordat ze zich niet alleen op hun voorflippers omhoog drukken, maar ook op de staartflippers. Dat is een behoorlijk gewicht die de flippers moeten tillen! Ze kunnen zelfs klimmen op rotsachtige steile hellingen en behalen daarbij hoogtes van wel 15 meter!
In het water worden alleen de voorflippers gebruikt om vooruit te komen en snelheid te maken. De staartflippers worden alleen gebruikt als roer. Zuidelijke pelsrobben leven vooral in zee, maar komen aan land om uit te rusten, te paren en te bevallen. Ze zijn niet zo duidelijk als bij een walrus, maar alle oorrobben hebben borstelige snorharen en de zuidelijke pelsrob dus ook.
Voedsel Zuid-Amerikaanse zeebeer
Zuidelijke pelsrobben zijn zeeroofdieren. Deze dieren jagen op inktvis, kreeft, garnalen, ansjovis, sardine en andere vissoorten. Het zijn uitstekende jagers die lange tijd onder water kunnen blijven en diep kunnen duiken. Ze duiken maar liefst 170 meter diep en houden dat makkelijk zeven minuten vol! Een mannetjes pelsrob kan wel 7 kilo vis eten op een dag.
Voorplanting Zuidelijke pelsrob
Tijdens de paringsperiode - die zo’n vier maanden duurt - komen de verschillende soorten oorrobben aan land waar ze grote kolonies vormen. Binnen die kolonie hebben de sterkste mannetjes hun eigen territorium. Binnen dat territorium hebben ze weer een harem van meerdere vrouwtjes. De grootste en sterkste mannetjes krijgen de beste territoria - dicht bij het water - en daarmee ook de meeste vrouwtjes.
Soms komt het in de strijd om ruimte en vrouwtjes tot conflicten. Vaak blijft het bij veel kabaal en dreigen, maar enkele keren loopt het uit op gevechten met gewonden of zelfs dode oorrobben tot gevolg.
Vrouwtjes die aan land komen zijn al drachtig van het jaar daarvoor. Ze bevallen van één jong en worden snel daarna weer vruchtbaar. Vooral in deze bronstperiode zijn de mannetjes extra agressief, waardoor de jonge pelsrobben soms letterlijk in de verdrukking komen. Nadat ze opnieuw bevrucht is, zal de moeder het jong korte tijd achterlaten om te gaan jagen. Als ze terugkeert heeft ze extra vette melk waardoor hij goed groeit. De moeder blijft het jong vaak zogen tot het volgende jaar als het nieuwe jong geboren wordt. Soms zoogt ze haar jongen langer waardoor ze twee of zelfs drie jongen tegelijk zoogt.
Om elkaar terug te kunnen vinden is het vaak een lawaai van jewelste in zo’n kolonie. De mannetjes en vrouwtjes blaffen en grommen naar elkaar bij onenigheid en jongen en moeders roepen elkaar als ze elkaar kwijt zijn.
Bejaagd voor de vacht
Er werd lange tijd en veelvuldig op pelsrobben gejaagd voor de dikke vacht. Huiden van de zuidelijke pelsrob werden al in de zestiende eeuw verhandeld en de soort heeft op het punt van uitsterven gestaan. Tegenwoordig zijn er strengere wetten waardoor dit minder voorkomt en de pelsrobben minder te vrezen hebben van jagers. Ze zijn niet langer bedreigd in het wild.
Een bedreiging waar ze nog wél mee te maken hebben, zijn de visnetten van vissers die op dezelfde vissoorten azen. Regelmatig belanden zeeleeuwen en pelsrobben verstrikt in netten en fuiken. Vooral de noordelijke pelsrob heeft hieronder te lijden. Natuurlijke vijanden heeft de zuidelijke pelsrob niet echt, hoewel er gevallen bekend zijn van manenrobben (ook een soort uit de oorrobben familie) die zuidelijke pelsrobben aanvielen. Van je familie moet je het hebben, zeg maar...