De netpython (Malayopython reticulatus) is een wurgslang uit de familie van de pythons (Pythonidae) en valt onder de orde reptielen. Vroeger werd hij tot het geslacht Python gerekend waardoor hij ook wel Python reticulatus wordt genoemd. De Nederlandse naam netpython is afgeleid van het bruine tot grijsbruine netpatroon van de slang.

De netpython komt voor in Zuidoost Azië, waar hij dicht bij het water leeft. Hoewel hij de meest gebruikte slang is voor de handel in slangenleer, is de status van de netpython niet bedreigd.

Kenmerken

Het is een van de langste slangen ter wereld. Een exemplaar in een Amerikaanse dierentuin werd ooit 8,7 meter lang! Gemiddeld zal een netpython 4,5 tot 5,5 meter worden, maar uitschieters tot 7 meter zijn geen uitzondering. De vrouwtjes zijn over het algemeen langer en zwaarder dan de mannetjes.

Pythons hebben warmtezintuigen rondom de bek waarmee ze in het donker warme prooien waarnemen. Deze groeven zijn duidelijk zichtbaar, vooral bij lichte pythons zoals albino’s. Netpythons worden zo’n 20 tot 25 jaar oud en kunnen maximaal ongeveer 150 kilo wegen.

Voedsel

De netpython heeft een trage stofwisseling en kan daarom toe met een paar prooien per maand. De jonge dieren eten voornamelijk ratten, volwassen exemplaren kunnen ook een varken of een hert verschalken. Het slachtoffer wordt – hoe groot deze ook is – in één keer naar binnen gewerkt. Het gebeurt niet vaak, maar een enkele keer dood de netpython een mens.

Netpythons wachten in een hinderlaag tot een prooi voorbij komt. Soms foerageren ze wel op zoek naar voedsel, maar dit kost erg veel energie. Ze houden zich vaak op bij looproutes van zoogdieren of op plaatsen waar de dieren komen drinken. De netpython verrast zijn slachtoffer met een plotselinge aanval en strengelt daarna steeds strakker zijn lijf om die van zijn prooi.

Voortplanting

Het vrouwtje doet aan broedzorg: ze blijft bij de eieren tot deze zijn uitgebroed en eet niet in deze drie (!) maanden. De slang is een koudbloedig reptiel dus de moederslang verwarmt de eieren door de spieren samen te trekken. Per keer legt ze 20 tot 50 vrij grote eieren, maar meer komt ook voor.

Zodra ze uit het ei zijn, staan de kleine netpythons er alleen voor. Ze groeien in eerste instantie heel hard: in de eerste twee jaar van 60 centimeter tot wel 2 meter! Daarna gaat het beduidend minder snel: het kan zomaar elf jaar duren voor een exemplaar van 3 meter iets meer dan 6 meter bereikt.

In de meeste gevallen bevrucht het mannetje de vrouwtjes, maar bij netpythons is ook ongeslachtelijke voortplanting vastgesteld.