Moeraswallaby (Wallabia bicolor)

De enige soort uit het geslacht Wallabia is de Moeraswallaby. Binnen het dierenrijk valt de Moeraswallaby onder de familie kangoeroes (Macropodidae) en is een relatief kleine soort kangoeroe. De Moeraswallaby (Wallabia bicolor) is een wallaby (klein soort kangoeroe) uit de familie der kangoeroes. Het is een solitair nachtdier en komt voor in Oost-Australie. Uit de naam valt af te leiden dat deze soort graag leeft in moerasachtige gebieden, maar eigenlijk komt de naam voort uit de moerasachtige geur van het dier. De moeraswallaby komt wel voor in vochtige gebieden zoals mangroves maar ook in hooggelegen open bossen en graslanden met struikgewas. In het verleden is de moeraswallaby door mensen uitgezet in Nieuw-Zeeland waardoor dit buideldier daar ook voorkomt. Maar een groot deel is daar inmiddels alweer verdwenen.

Kenmerken

Net als kangoeroes zijn moeraswallaby’s buideldieren. Na de geboorte ontwikkelt de piepkleine embryo zich nog maandenlang ongezien in de buidel van zijn moeder.

De jonge moeraswallaby’s worden joey’s genoemd. Het zijn uitstekende springers die zich zowel met kleine hupjes als grote sprongen voortbewegen, daarbij geholpen door hun staart en grote achterpoten met elastische pezen.,De vacht van een moeraswallaby is donkerbruin tot zwart. De vacht op de buik is zachtgeel tot oranje van kleur. Moeraswallaby’s kunnen 15 jaar oud worden. Ze wegen ongeveer 10 tot 20 kilo en worden niet groter dan 85 centimeter.

Voedsel

Deze kleine kangoeroesoort is een herbivoor, oftewel een planteneter. Ze eten voornamelijk zachte planten zoals bladeren, knoppen, varens en gras. Soms eten ze planten die voor andere dieren giftig zijn.

Voortplanting

Vrouwelijke moeraswallaby’s kunnen een trucje die geen andere diersoort kan: ze zijn altijd drachtig. Terwijl de moeder drachtig is van het ene jong, wordt ze al bevrucht van de volgende. Dit kan doordat de vrouwelijke moeraswallaby twee baarmoeders heeft. Het enige andere dier met twee baarmoeders, de Europese haas, heeft een afgebakend paarseizoen waardoor deze niet continu drachtig is.

Het grote voordeel van dit systeem is dat bij een eventueel overlijden van het eerste jong, de innesteling van de tweede wordt versneld. Zo kan toch snel een jong worden geboren zonder tussenkomst van een vader.

Na een draagtijd van een maand komt de piepkleine en onvolgroeide joey uit de baarmoeder en kruipt direct door naar de buidel. Daar ontwikkelt het jong zich nog maandenlang verder terwijl hij zich voedt aan de tepels in de buidel. Pas na een half jaar komt de jonge joey voor het eerst uit de buidel. Stukje bij beetje verkent hij de wereld, maar keert ook nog regelmatig terug naar de buidel om bij zijn moeder te drinken. Pas na een jaar is het jong helemaal zelfstandig.

Op dat moment is de moeder alweer een jaar drachtig, zonder dat de embryo zich verder ontwikkeld. Dit noemen ze uitgestelde draagtijd. Tegen de tijd dat de eerste joey op eigen benen gaat staan, wordt de volgende geboren en is moeder alweer bevrucht voor nummer drie waarna het proces zich herhaalt.