Inktvissen (Cephalopoda)

Ondanks zijn naam is de inktvis eigenlijk geen vis. Het is een weekdier die leeft in zout water. Weekdieren hebben geen inwendig skelet, hooguit in sommige gevallen een uitwendig kalkskelet in de vorm van een schelp of een slakkenhuis. Onder de weekdieren vallen niet alleen de inktvissen maar ook slakken en een aantal andere klassen. Bij sommige inktvissen vindt je ook verharde delen van het lichaam, zoals de verharde bek van pijlinktvissen.

Inktvissen komen overal ter wereld voor. Vlak voor de kust, maar ook in zeer koude wateren en in de diepzee. Onderzoekers ontdekken nog steeds regelmatig nieuwe feiten over inktvissen, vooral over de dieren die minder makkelijk te bestuderen zijn, zoals de soorten die in de diepzee leven. Zo leeft er rond de Zuidpool de kolossale inktvis, die misschien nog wel groter en zwaarder is dan zijn verwant de reuzeninktvis. Doordat het elastische en weke lichaam van de inktvis op het droge vrijwel niet betrouwbaar op te meten is, is er eigenlijk nog maar weinig bekend over deze intrigerende zeebewoners.

Een inktvis waar wél al meer over bekend is, is de octopus. Van alle weekdieren zijn het de inktvissen de hoogste intelligentie en van octopussen is zelfs bekend dat ze gereedschappen gebruiken, puzzels oplossen en voorwerpen kunnen herkennen én onthouden. De intelligentie van inktvissen wordt cefalopodische intelligentie genoemd en is een belangrijk vergelijkingsaspect bij onderzoek naar intelligentie onder gewervelden omdat deze evolutionair van elkaar verschillen. Naast pijlinktvissen en octopussen zijn zeekatten (sepia’s) en nautilussen bekende inktvissoorten.

Kenmerken

Inktvissen (Cephalopoda) worden inktvissen genoemd, vanwege het feit dat er inkt gespotenwordt waardoor vijanden en prooien zich niet meer kunnen oriënteren. De Latijnse naam is afgeleid van het Griekse woord voor koppotigen. Dit komt doordat de tentakels (ook wel gezien als armen of poten) zich in een kring rondom de mond bevinden.

Alle inktvissen hebben zuignappen, behalve de nautilus pompilius die geen zuignappen en bijna 90 tentakels heeft. Met de zuignappen grijpen ze hun prooien en houden ze zich vast aan rotsen of de bodem.

Het lijf van de octopus lijkt minder op de andere inktvissen. Ten eerste hebben ze ‘slechts’ acht armen of poten en een rond lichaam. (Octo betekent acht in het Grieks, vandaar de naam.) De overige inktvissen hebben naast de acht armen nog twee extra lange ‘vangarmen’ of voedingstentakels.

Het lijf van pijlinktvissen lijkt op een torpedo of een pijl. De nautilussen hebben een verharde mantel of schelp die een opgerolde vorm heeft. Zeekatten hebben een kort, breed lichaam met een platte, inwendige schelp. Deze schelp, ook wel bekend als zeeschuim, vindt je veelvuldig op de stranden van de Nederlandse en Belgische kust.

Inktvissen kunnen zich goed camoufleren tegen de achtergrond door van kleur te veranderen. Sommigen inktvissen kunnen zelfs de structuur van hun huid aanpassen waardoor deze helemaal opgaat in de omgeving. Ook zijn er inktvissen die licht kunnen geven, dit zijn voornamelijk de inktvissen die in de pikkedonkere diepzee leven.

Een opvallende octopus is de dumbo-octopus die zo genoemd wordt omdat hij grote ‘oren’ heeft waarmee hij zich door het water voortbeweegt. Deze octopussen leven ook in de diepzee.

Inktvissen bewegen zich voort door water in hun lichaam (mantel) te zuigen en het vervolgens met kracht weer naar buiten te spuiten. Dit doen ze met een sifon, een soort uitstroombuis, die ook gebruikt wordt voor de ademhaling, de ontlasting en het uitscheiden van inkt.

Pas recent werd ontdekt dat octopussen sociale dieren zijn die onder andere communiceren door van kleur te veranderen. De reden tot interactie was niet direct gezellig, de onderzoekers ontdekten vooral dat octopussen hun kleur en lichaamstaal gebruikten om ‘ruzie’ te maken over de beste schuilplekken. De octopussen maakten zichzelf groter en verkleurden donker als teken van agressiviteit. Degene die het grootst en donkerst van kleur werd won, de lichtere octopus droop vervolgens af.

Geschiedenis

De inktvissen ontstonden waarschijnlijk al zo’n 500 miljoen jaar geleden in het Cambrium. Eerst veelal als kleine soorten van zo’n 2 centimeter, hoewel er ook exemplaren waren met een schelp van 3,5 meter doorsnee.

De voorouders van de nautilussen ontstonden zo’n 350 miljoen jaar geleden. Eerder dan de voorouders van de andere soorten die nu nog leven. Dat verklaart ook de afwijkende vorm van de nautilussen met de ronde, buisvormige schelp.

Eén onderklasse van de vroegere inktvissen zijn de al uitgestorven ammonieten. Ze worden veelvuldig teruggevonden als fossiel dankzij hun vlakke, spiraalvormige schelp. Fossielen van weekdieren zonder schelp zijn zeldzaam omdat het weke lichaam vrijwel niet fossiliseert. De doorsnee van de grootste ammoniet is 2,5 meter. De kleinsten meten slechts enkele millimeters.

Voedsel

Inktvissen zijn carnivoren die jagen op andere weekdieren zoals slakken, wormen, kreeftachtigen en vissen. Met hun rasptong, die radula genoemd wordt, scheuren ze hun prooi door de midden.

Veel inktvissen zijn nachtdieren die dan op jacht gaan. Ze verstoppen zich met hun uitstekende camouflagetechnieken of schuilen tussen rotsen of onder het zand tot een prooi langskomt. Vervolgens schieten ze snel tevoorschijn en grijpen hun prooi met hun tentakels en zuignappen. Soms spuiten ze een inktwolk om hun prooi te desoriënteren.

Octopussen verlammen hun prooi met een zenuwgif. Ze eten wel 25 krabben per dag. Dankzij hun krachtige bek (die snavel wordt genoemd) kunnen inktvissen de harde schaal van kreeftachtigen kraken.

Voortplanting

Alle inktvissen planten zich voort door middel van eieren. De mannetjes bevruchten de eieren inwendig, bijvoorbeeld in de eierstok of in de eileiders, of uitwendig. De eitjes zijn klein, zo groot als een rijstkorrel.

Inktvissen zorgen niet voor hun jongen, na de geboorte zijn ze op zichzelf aangewezen. De vrouwtjes van sommige soorten zorgen wel voor hun eieren, maar sterven van uitputting zodra ze uitkomen. Dit komt voor bij onder andere de octopus (Octopus vulgaris). Octopussen kunnen daardoor maar een keer in hun leven eieren leggen, gelukkig worden er dan wel 150.000 tegelijk gelegd.

Zeekatten keren in het voorjaar terug naar hun geboortegrond om daar een partner te vinden. Na de paring trekken de mannetjes weer weg naar warmere wateren. De vrouwtjes sterven vlak na het leggen van de eitjes. Na ongeveer twee maanden komen de kleine sepia’s uit het ei. Ze zijn slechts een centimeter groot, maar lijken al exact op hun ouders en kunnen zelfs al inkt spuiten en van kleur veranderen.

De meeste pasgeboren inktvissen groeien snel en leven slechts een paar jaar. De nautilussen en een aantal diepzee- en poolsoorten onder de inktvissen leven een stuk langer.